Het eenenzestigste verhaal

 ...”Het zijn rare dagen”, zegt Louise tegen Hella die in het online vierkantje naast haar blok is verschenen. Hella knikt. “Ja, het is wel een gemeenplaats, maar we leven in een klotetijd. Nu hoor ik dat er een besmettelijke variant van Het Virus is opgedoken, het is kutweer en we moeten binnenblijven”, zegt Hella, grofgebekt als altijd. “Toch was het wel ok dat we gisteren niet bij elkaar kwamen”, vindt Louise. “Ik heb gisteren de hele dag in mijn boek gelezen en hoefde me nog niet druk te maken over een verhaal. Dat heb ik net pas gedaan." Louise staat voor vandaag op de rol om een verhaal te vertellen. 

Willem, die zoals de meeste keren de leiding neemt, begroet alle vrienden zodra ze in beeld verschijnen en hun micro en camera aan hebben gezet. “Het woord is aan Louise. Zij zal ons een oud volksverhaal vertellen.”

“Er was eens een oude, gierige Franse baron, die een heleboel boerderijen bezat. Al zijn boerderijen werden gemanaged door boeren, die door de baron zelf waren aangesteld. Op een zonnige dag ging de oude baron te paard zijn gehele bezitting rond, om te controleren of de boeren hard genoeg voor werkten. Zo kwam hij ook bij luie Jean. Hij vond hem in plaats van op het veld, languit voor de haard liggend in de keuken .

"Dag baron," zei de luie Jean. "Bonjour, Jean," antwoordde de baron, "Aha, lig jij hier in je eentje een potje te luieren?"

"Nee, baron," zei Jean, "behalve mij zie ik hier de helft van een dier op vier poten."

"Brutaal rotjoch!" riep de baron. "Houd jij een ander voor de gek! En waarom lig je hier te luieren in de keuken in plaats van het veld om te ploegen?"

"Ik luier helemaal niet", was het antwoord van de jongen. "Ik kook dingen die verdwijnen en terugkomen."

"Ja? En? Wat wil je daarmee zeggen? En wat doet je broer nu dan?"

"Die is op de jacht, meneer! Maar hij gooit alle dieren weg, die hij vangt en neemt diegenen mee, die hij niet te pakken kan krijgen."

"Houd toch op met die onzin!" zegt de baron mopperend. "Vertel me dan tenminste maar eens, waar je moeder mee bezig is."

"Nou, dat kan ik u precies zeggen. Zij heeft vanmorgen als eerste een paar gezonde individuen doodgemaakt om één zieke te genezen. En op dit moment slaat ze de hongerigen met haar stok, terwijl ze individuen die geen eetlust hebben, voedert."

"Doe niet zo idioot, man. Houd toch op met die onzin en vertel me liever eens, waar ik je vader kan vinden."

"Mijn vader is momenteel in de wijngaard en daar doet hij het goede en het kwade."

"Dan wordt het nu de hoogste tijd dat ik eens met hem ga praten. Jij doet niets dan me voor de gek houden. Om te beginnen zal ik je vader vertellen, hoe je me hebt behandeld."

De baron klimt op zijn paard en reed naar de wijngaard. Daar treft hij de vader aan die druk bezig was de druivenstruiken te snoeien.

"Zo, ben je daar?" schreeuwt de baron vanaf zijn paard. "Weet je dat jouw zoon geen manieren heeft? Hij geeft op al mijn vragen absurde antwoorden."

De oude vader zei dat het hem spijt. "Dat had ik nooit van hem gedacht, dat hij u voor de gek zou houden! Maar wat heeft hij dan eigenlijk gezegd?"

"Nou dan, ik vroeg hem eerst, waarom hij daar alleen in de keuken zat en hij zei dat hij niet alleen was, want dat hij de helft van een dier met vier poten voor zich zag."

"Ja maar dat klopt toch? U hebt weliswaar twee benen, maar uw paard stond met zijn beide voorpoten in de kamer, dus dat zag hij half."

"Ja, ja," zegt de baron, "maar toen ik hem vroeg wat hij uitvoerde in de keuken, zei hij tegen me, dat hij dingen kookte, die weggaan en terugkomen. Wat moest dat dan betekenen?"

"Dat is duidelijk. Hij kookt slabonen en die verdwijnen telkens en komen dan weer omhoog, als ze koken. Zo gaat dat.”

"Ja, dat kan wel zijn; maar toen ik hem vroeg, waar zijn broer was, antwoordde hij, dat zijn broer op de jacht was. En hij zei dat hij al het wild dat hij ving, weggooide en alleen dat meenam, wat hij niet kon vinden."

"Dat klopt ook," zegt de oude man, want zijn broer heeft last van vlooien en nu is hij bezig die te vangen. Die hij pakt, gooit hij weg en degenen, die hij niet vindt, houdt hij natuurlijk bij zich."

"Hmm," is het enige dat de baron kan antwoorden. Dan vervolgt hij: "Maar van zijn moeder zei hij, dat ze twee gezonden doodmaakte om een zieke te genezen en dat ze de hongerigen met een stok sloeg, terwijl ze degenen voederde, die geen eetlust hadden."

"Klopt ook," antwoordt de vader, "ze heeft vanmorgen twee kippen geslacht om een krachtige soep te koken voor een zieke. En wat die stokslagen betreft, daarmee joeg ze de kippen weg, die wilden snoepen van het zaad, waarmee ze de ganzen vetmest."

"Maar hij zei ook nog, dat zijn moeder vandaag vroeg was opgestaan om het brood te bakken, dat jullie de vorige week hebben opgegeten."

"Ja, helemaal waar. Wij leenden vorige week brood van de buren en dat hebben we hun nu teruggegeven. Mijn vrouw heeft het vandaag eerst gebakken."

"Maar dan het volgende: toen ik hem vroeg waar zijn vader was, antwoordde hij: 'Die is in de wijngaard en daar doet hij het goede en het kwade.' Wat heeft dat dan te betekenen?”

"Ook daarin heeft mijn zoon gelijk," zegt de oude man, "want als ik de druivenstruiken goed snoei, dan doe ik het goede, maar, als ik een verkeerde snee in het hout geef, wat ook wel eens gebeurt, dan doe ik het kwade."

..."je zoon is een brutale lompe jongen"...

"Potverdrie," roept de baron uit, "dat is nu allemaal wel mooi, maar één ding is zeker en dat is dit: je zoon is een brutale en lompe jongen. Ik zal hem drie dingen te doen geven, en als hij die niet kan uitvoeren, dan moeten jullie allemaal weg uit mijn boerderij. Deze drie dingen zijn: hij moet meer gekookte maïs kunnen eten dan de grootste eters uit het land; ten tweede moet hij met zijn slinger een steen verder werpen dan de man, die dat het best kan in ons land, en ten derde moet hij bloed tappen uit een eikenboom."

Nu liet de baron de grootste eter van het gehele land komen en werden er twee grote pannen vol pap gekookt voor ieder van de twee tegenstanders. Ieder kreeg een lepel en daar begonnen ze te bunkeren.

De beroemde eter werkte de pap naar binnen totdat hij werkelijk niet meer kon, maar hij kon net niet alles op. Jean was hem te slim af. Terwijl de ander zich volpropte, wist hij het grootste deel van zijn pap onder de tafel te lozen. En het eind van de weddenschap was, dat hij de wedstrijd won.

Toen was er de slingeropdracht. De beroemde steenslingeraar kwam naar voren en Jean moest de strijd met hem aangaan. Hij nam een vogel op zijn slinger, in plaats van een steen. Niemand zag dat want geen menselijk oog kon de razendsnelle weggeslingerde vogel volgen. Jean won.

Nu moest hij nog bloed uit een eik tappen. De baron dacht dat hem dit zeker niet zou lukken. Maar Jean nam een ei, dat al bebroed was en waar dus bloed in het kuiken in zat. Dat slingerde hij tegen de stam van een eik en daar droop bloed langs de stam naar beneden. De baron dacht dat het bloed uit de boom kwam. 

En zo konden Jean en zijn familie op de boerderij blijven wonen. Oude bomen moet je niet verplaatsen."...

Malin/unsplash.com


Reacties

Populaire posts van deze blog

Het zevenentwintigste verhaal

Het vierenzestigste verhaal

Het zevende verhaal