Het zestiende verhaal
…Zodra alle vrienden online zijn en het
beeldscherm weer goed gevuld is, gaat Hugo verder met het verhaal van zijn
goede vriend:
…”Ik loop door een poort en aan de andere kant staat een
heel veld van blauwe druifjes onder een grote vijgenboom die al kleine groene
vijgen heeft. Die kleine vijgen zijn eind augustus een waar genot. Behalve mijn
vrienden en ik lijken ook de merels veel van ze te houden. Voorbij de
afgebrokkelde boog loop ik naar een droge stenen muur waarvoor een opmerkelijke
aantal late narcissen bloeien die de lokale boeren hebben geprobeerd te sparen.
Deze bloemen worden hier door de boeren tazzette
genoemd, kopjes. Er zijn er nogal wat en dan na een wandeling van vijf minuten
vind ik een paar exemplaren van de bijenorchis, een wilde orchidee die lijkt me zo exotisch dat
ik het gevoel heb dat ik in Syrië of Turkije ben.
Maar nee, ik ben in Toscane, slenterend op een mooie
aprilavond. Ik probeer vrolijk te zijn ondanks de epidemie die ons dagelijks
leven zo heeft veranderd. Mensen zijn bang, mensen gaan dood zonder hun
dierbaren, sterven helemaal alleen in steriele en trieste kamers in
ziekenhuizen waar dappere artsen en verpleegsters wanhopig proberen te helpen.
...'Hij kijkt uiteindelijk tevreden'...
Ik loop nog steeds door Petrognano en daar sta ik, recht
voor het kleine kasteel. Ik neem een aantal foto’s vanuit verschillende hoeken.
En opeens gaat de voordeur open. Graaf Alberto komt naar me toelopen met een
uitdrukking die me zegt: ‘Ja, ik zie dat je mijn kasteel fotografeert, maar
daar ben ik niet erg blij mee.’ Nadat ik
heb overdacht of ik met hem zou moeten praten of niet, zeg ik: 'Buongiorno, ik
ben Daniel. ik ben een kunstenaar en graficus. Ik woon in het gehucht San
Donnino, een paar kilometer hier vandaan. Ik hoop dat u het niet erg vindt dat
ik een paar foto’s maak van uw mooie
huis?' Hij antwoordt vriendelijk en kijkt uiteindelijk tevreden.
Nadat ik een paar foto's heb gemaakt, geef ik hem één van
mijn etsen waarop het hele gehucht Petrognano staat afgebeeld. Met een grote
glimlach bedankt de lange, blonde graaf mij.
Het wordt laat, de zon gaat onder. Ik loop door een
wijngaard waar de wijnstokken voor mij dood lijken, ze zijn nog steeds zonder
bladeren. Maar dan denk ik aan de heerlijke, zoete, sensuele druiventrossen die
ze uiteindelijk produceren en die op warme zomeravonden op onze keukentafels
belanden en waar we in bijten. En dan exploderen in onze mond met geurige zoetheid.
Voordat ik thuiskom, moet ik een steile heuvel beklimmen
van waaruit ik in de verte de top kan zien van de Kathedraal van Florence Santa
Maria del Fiore. Ik weet niet helemaal zeker of ik het kan zien, maar in mijn
verbeelding kan ik het zien. In mijn hoofd stel ik Florence voor, volledig
verlaten door de epidemie. Bijna een spookstad waar al het geluid is gestopt,
behalve de kerkklokken en de sirenes van de ambulances die naar het
dichtstbijzijnde ziekenhuis snellen. Ik beschouw het als een geluk om te kunnen
wandelen wanneer ik daar zin in heb door dit prachtige landschap van Toscane dat
nu gestreeld wordt door het warme avondlicht.
Ik bereik mijn atelier waar mijn werk op me wacht. De
etsplaten die gedrukt moeten worden, de platen die nog moeten worden voltooid,
de inkten die moeten worden voorbereid en tenslotte de ets-pers die aangepast
moet worden. De volgende editie van prints die ik voor de komende
tentoonstelling moet drukken, drogen en inlijsten zodat ik ze binnenkort aan
mijn vrienden kan laten zien. Helaas weet ik vanwege de lockdown niet zeker wanneer
deze volgende tentoonstelling plaatsvindt.
Deze tekst is geschreven door Walter Sarfatti.
Reacties
Een reactie posten