Het negende verhaal


Het Paasweekend begint en onze vrienden zitten nog na te genieten van de laatste zon. De één binnen, de ander in de eigen tuin. Als de zon dan toch echt onder is gegaan, melden de eersten zich online. Willem is er al. “Zo jongens en meisjes, wie is er allemaal naar Tanzania geweest?” Hij is de enige die er daadwerkelijk ooit is geweest. Na het verhaal van gisteren heeft hij zitten dagdromen. Hij was er weer. Leo zou ook wel eens naar Tanzania willen. Maar eerst moet Het Virus ingetoomd zijn. Leo mag vandaag het woord voeren. Voordat Cath hem het woord geeft, begint hij al:

“Als hij had geweten dat het een verhaal voor het echie was, zou hij er wat van hebben gezegd. Nu durven zijn vrouw en zoon zich niet meer op school te vertonen.
“Lars, schat, het is af”, hoort hij zijn vrouw Beatrice tegen hun zoon zeggen. Ze klapt haar laptop dicht. Lars kijkt geïrriteerd op en gaat weer verder met gamen. Hij is aan de winnende hand. “Ik heb je het gestuurd. Kijk je er even naar?” “Huh, kzallutzodoen”, klinkt het vanaf de bank. Beatrice gaat er hard op in: “Als ik je help met je huiswerk dan kun je op z’n minst het fatsoen opbrengen om te kijken wat ik voor je heb gedaan.” Verveeld staat hij op. “En bedankt!, nu ben ik uit het spel. Dankzij jou.”

Lars bekijkt zijn telefoon en nog geen minuut later bedankt hij zijn moeder. “Mooi verhaal, mam”, zegt hij plichtmatig. Beatrice hoort het al niet meer, ze is in gesprek met haar mobiel. Zaken. Lars mailt het verhaal naar zijn docent Nederlands. Ook weer gedaan.
Tijdens de volgende les Nederlands krijgt iedereen zijn verhaal geprint en voorzien van opmerkingen terug. “Lars, ik sta versteld van jouw verhaal”, zegt zijn docente als zij hem het papier overhandigd. “Knap, mooie structuur, goed plot. Heb je het helemaal zelf geschreven, zelf bedacht?” Lars knikt. De docente loopt door. “De vijf beste verhalen mogen jullie presenteren op de cultuurdag”, zegt ze tegen de klas. “Dat betekent dat de schrijvers van de best vijf verhalen die ’s avonds mogen voorlezen voor het publiek in de aula. Ik heb bepaald welke verhalen het zijn geworden.” Ze noemt de namen op van de leerlingen. Ook die van Lars. De drie meisjes die mogen voorlezen zijn zichtbaar blij. Lars en een medeleerling doen alsof het heel gewoon is dat zij zijn uitgekozen.

“Lars, ik wil jou even spreken”, zegt de docente wanneer de bel is gegaan. “Zeker,  mevrouw Terlaat”, zegt hij charmant en loopt naar haar toe. Als de rest van de leerlingen weg is, stelt ze hem de gevreesde vraag: “Is het verhaal écht jouw eigen werk?” “Ja”, antwoordt hij, “hoezo?” “Hmm, ik weet het niet. Het is, tja, hoe zal ik het zeggen, wel heel erg perfect geschreven. Ik meen me te herinneren dat jij verhalen schrijven verschrikkelijk saai en niet leuk vindt. Weet je het echt heel zeker dat je het helemaal zelf hebt geschreven?” “Ja”, zegt Lars. “Nou ja, mijn moeder heeft er nog wel even naar gekeken. Maar dat is alles.” “Dus je hebt het wel zelf geschreven? Wat heeft zij eraan veranderd?”. “Nou niets, of ja, misschien heeft ze hier en daar een komma veranderd. Maar het is echt mijn idee.” De docente kijkt twijfelend. “Gelooft u me niet?”, zegt Lars op een dwingende licht agressieve toon. “Zegt u nu eigenlijk dat ik een fraudeur ben?” “Ik ga er van uit dat je de waarheid spreekt. Dag Lars, tot de volgende keer. Wanneer heb ik jullie? Morgen, geloof ik. Dat is de laatste les voor de cultuurdag.”

...'Ik heb een hele lieve moeder'...

Daar is hij mooi mee weggekomen. Het is nu pauze en voordat hij koffie gaat halen, neemt hij eerst de afslag naar de wc. Bij de wasbakken komt hij Tim tegen. “Wat moest Hinkepink van je?” “Ach, ze is een bitch. Ze denkt dat ik het verhaal niet helemaal zelf heb gemaakt.” “En?” “Nee, man, ik ga haar echt niet wijzer maken dan ze is.” “Hoezo dan? Heb je het niet zelf geschreven dan?” “Nope. Ik heb een hele lieve moeder.” “Vet, man! Ik wou dat ik zo’n moeder had.” Voor de zekerheid geeft Lars een klap op alle wc-deuren, zodat ze opengaan. Geen luistervink te ontdekken.

Thuis vertelt Lars over de twijfels van mevrouw Terlaat. Beatrice’ bruine ogen worden groot en star: “Wat denkt zij wel niet! Ik laat mijn zoon niet voor leugenaar uitmaken. Geef me haar e-mailadres!” Meteen gaat ze de docente een brief op hoge poten schrijven. Ze laat weten dat het een ridicule gedachte is dat haar zoon Lars zou frauderen, laat staan dat zij als moeder aan een werkstuk van hem mee zou werken. Ze stuurt meteen een cc naar de rector.

Dan is de culturele dag aangebroken. Op het dagprogramma staan exposities en workshops van de sectie beeldende kunsten. Die avond is het literaire festival. Alle leerlingen van Lars’ jaarlaag die hun verhaal mogen voorlezen, staan op het podium. Dan is Lars aan de beurt. Zelfverzekerd leest hij zijn verhaal voor. Daarna mag de zaal bepalen wie het beste verhaal heeft geschreven en een cijfer geven. Onder alle stoelen ligt een set kaartjes met de nummers 1 tot en met 10. Wanneer het verhaal van Lars aan de beurt komt, steken velen kaartjes omhoog met het cijfer 8. Maar dan gebeurt er iets onverwachts. Meneer Van der Putte, docent Engels, steekt geen kaartje in de lucht. Hij staat op en begint te declameren: “If he knew the story was for real, he would have said something…” Een letterlijke vertaling van Lars’ verhaal.

Beatrice die schuin achter de voordragende man zit veinst een hoestbui en verlaat de zaal. Lars kijkt verbaasd naar zijn weglopende moeder. Mevrouw Terlaat wenkt Lars. Ze kijkt hem giftig aan: “Remembering me”. Zegt jou dat wat? Ooit iets van die James Alkington gelezen?”…

Dit verhaal is geschreven door Ingrid Lutke Schipholt
shallow focus photography of books
foto: Kimberly Farmer/unsplash.com

Reacties

Populaire posts van deze blog

Het vierenveertigste verhaal

Het vijfenzestigste verhaal

Het zevenenveertigste verhaal