Het negentiende verhaal




…De vrienden zijn ingelogd en keuvelen over de Netflixseries die ze gisterenavond hebben gekeken. Dan verschijnt er ineens een nieuwe gast in de groep. Een grijze pion op het scherm. ‘Sylvie!’ roept Thomas. ‘We waren je bijna vergeten. Sylvie, hoe is het? Zet je microfoon en video aan.’
Een krakend geluid piept in de oren van de vrienden. Een schokkerig beeld van een blonde vrouw verschijnt in beeld. Ze heeft rode vlekken in haar hals. ‘Sorry hoor, ik moet de bandbreedte delen met Ambrasoft, Harry’s vergadering en Buurman en Buurman’, klinkt de krakende stem van Sylvie.
‘Meid, waar was je in godsnaam?’, roept Thomas. ‘We hebben je zo gemist’
‘Vergeten, zal je bedoelen’, reageert Sylvie ad rem.  Terwijl ze praat, blijft het beeld stil staan. ‘Maar ik heb geen corona hoor. Niemand hier. We blijven allemaal binnen, en een keer per dag mag Harry of ik naar de Albert Heijn, terwijl de ander dan lesgeeft. Nu hebben ze nota bene aan het eind van de middag les!’
‘Hoe is het met Sterre en Bowie?’ vraagt Thomas.
Sylvie ademt diep in en sluit haar ogen en zegt dan terwijl ze uitademt. ‘Mag ik gewoon mijn verhaal vertellen? Ik ben de godganse dag al bezig met de kinderen. Breuken optellen en vermenigvuldigen, decaliters omzetten in kilo’s, werkwoorden omzetten in bijvoeglijke naamwoorden. En duizend andere dingen die je na de basisschool nooit meer doet.’
‘Tuurlijk, tuurlijk’, haast Thomas zich te zeggen. ‘The floor is yours.’
‘Over 15 minuten heeft Bowie een Zoom-bijeenkomst rekenen met zijn klas, dus dan moet ik er weer uit’, zegt Sylvie.

“Hij vertrok op een dinsdagochtend. Voordat hij met zijn linnen tas naar het station zou lopen, dronken ze samen koffie bij de Hema. ‘Welke trein neem je?’ vroeg ze, terwijl ze achter hem de kinderen met een schuin oog in de gaten hield. Hij roerde in zijn cappuccino.
‘Ik ga om 10.00 uur naar het station’, zei hij.
‘Ja, maar hoe laat gaat de trein naar Wenen dan? En heb je een goede aansluiting op de trein naar Istanbul?’
Hij wilde naar Istanbul, vanwege de Turkse schrijver Orhan Pamuk. Er is een museum in Istanbul dat heet Het museum van onschuld. Hij had al de boeken van Pamuk gelezen en wilde nu de voorwerpen zien uit het leven van de schrijver. Hij heeft een soort tienertourkaart voor 60-plussers op zak. Zijn dochter heeft die voor hem gekocht, want hij kan en wil niks digitaal. Hij kon met de kaart een maand lang gedurende drie dagen met de trein heen gaan waar hij maar heen wilde. Van binnen was hij altijd nog een tiener gebleven. Het drukte haar in de rol van moeder, ook al had ze al twee kinderen. Maar het maakte ook het tienermeisje in haar wakker. Die had al jaren te weinig aandacht gehad.
‘Ik zie wel op het station hoe laat de trein vertrekt’, zei hij lachend, alsof ze drukte maakte om niets.

Ze wist dat tegenspreken geen zin had. ‘Heb je genoeg medicijnen bij je?’, vroeg ze dus maar. Hij wuifde het weg.

Ze nam haar mobiel uit de tas en maakte een paar foto’s van hem. Hij droeg zijn Adidas trainingsjasje, dat hij juist had laten repareren. Hij deed decennia met dezelfde kleding. Hij lachte schalks naar haar, zoals hij altijd deed. Die lach was voor haar. Ze kon op dat moment nog niet weten dat de foto later door duizenden mensen bekeken zou worden.

‘Zal ik kijken welke route de NS aangeeft voor Istanbul?’
Hij lachte. Als jij dat wil, doe dat dan maar.
Ze typte en kreeg een drie dagen lange treinreis op het beeldscherm te zien met een divers pluimage aan treinen. Meestal was een reservering nodig. ‘Ik heb een route gevonden, al heb je nog wel wat reserveringen nodig’, zei ze en begon alle steden en tijden op een briefje te schrijven.
‘Fantastisch dat dat tegenwoordig allemaal kan, met zo’n apparaat’, zei hij en stak het briefje in zijn binnenzak. Alsof het een gedicht is, dat ze voor hem heeft geschreven. Ze voelde zich naderhand schuldig dat ze hem niet een betere routeplanning had gegeven. Of een aantal reserveringen had gedaan. Of desnoods haar telefoon had afgegeven aan hem.

 ...Over een week zou hij terugkomen...

Twee weken later staat ze in de Albert Heijn voor het rek met bijzondere bieren. Ze gaat met haar hand langs de flesjes en blikken. De Leckere staat er in vele variaties. Razende Swaen, Willibrord, Gulden Craen, leest ze op de etiketten. Ze denkt aan de lange avonden dat ze discussieerden over literatuur, waarbij de flessen en blikken zich op de tafel vermeerderden. Over Marcel Möring en Theun de Vries, die hij inbracht. Zelf had ze hem aan Hannah Bervoets gekregen en Christien Otten. Hij zou over een week terugkomen. Een man met een winkelkarretje wil erbij, en duwt haar opzij. Dan gaat haar telefoon.

Het is een onbekend internationaal nummer. Van schrik drukt ze het weg. Gesprek gemist. Wat nu? Ze googelt het nummer. Istanbul. Natuurlijk. Bibberend belt ze terug. Een man neemt op in het Turks. Ze stelt zich voor in het Engels en dan klinkt ineens zijn bekende harde stem. ‘Ik heb geld nodig’, schreeuwt hij.
‘Geld nodig, hoezo?’ roept ze uit. Ze ziet ineens een vader van een meisje uit de klas van Sterre. Ze maakt een klein zwaaigebaar met haar hand en draait zich terug naar de bieren. Iets zachter vervolgt ze het gesprek. ‘Waar ben je? Wat is er aan de hand? Hoezo heb je geen geld meer?’
‘Kun je het overmaken naar mijn rekening?’, vraagt hij, haar vragen negerend. ‘Ik heb hier mijn banknummer. Ik betaal je later terug met rente. Dan word ik een echte boekhouder.’
En hij lacht om zijn grap. 
‘Boekhouder? Hoe is het met je!’ wil ze weten. ‘Heb je nog medicijnen?’
Op de achtergrond hoort ze druk gepraat in het Turks.
‘Ja alles is goed’, zegt hij.’ Ik blijf nog een paar dagen en dan neem ik vrijdag het vliegtuig naar huis. De trein neem ik niet meer. De heenweg was zo zwaar, dat kan ik niet meer aan. En ik was mijn medicijnen vergeten. Maar ik moet nu ophangen, want ik bel vanuit het hotel en ik heb geen geld meer. Die man wil dat ik ophang.’
En hij hangt op.

Waarom pas vrijdag het vliegtuig, had ze moeten vragen. Waarom niet gewoon nu.

Een paar dagen later was hij spoorloos verdwenen. Ze stuurde een foto van hem naar zijn dochter, voor de zoekactie die in allerijl werd opgezet. Het was de foto met het rode opgelapte trainingsjack. De foto verschijnt op Facebook waar hij door het hele sociale netwerk van zijn zoon en dochter wordt gedeeld. Zelf deelt ze het ook met oud-collega’s, oud-klasgenoten, neven en nichten en andere Facebookvrienden die ze niet meer ziet. Dag en nacht staat ze in de paniekstand. De huisarts schrijft haar pillen voor, die ervoor zorgen dat ze nog de kinderen uit school kan halen en eten kan koken. 

Zijn grijze krullen kleuren goed bij het rood van het trainingsjack. Achter hem de witte meubels van de Hema. Hij lacht. Hij heeft net een gedicht gekregen dat hij koestert, in de binnenzak van zijn trainingsjack.”

‘Sorry jongens, maar Bowie heeft nu zijn rekenles via Zoom’, zegt Sylvie. ‘De schooljuf stuurt al appjes waar hij blijft. En ook via de klassenapp loopt het storm.’
‘Nee’, roept Thomas, ‘Dat kun je niet maken! Niet nu, midden in het verhaal! Het is geen Netflix. Zo kunnen we niet verder.’
‘Ik ga jullie de rest vertellen als ik weer tijd heb’, zegt Sylvie. ‘Maar ik moet nu Sterre een dictee geven van woorden met -nk en -ng’.
En ze sluit af. …

Dit verhaal is geschreven door Heleen Croonen.

beeld: google.maps/streetvieuw

Reacties

Populaire posts van deze blog

Het zevenentwintigste verhaal

Het vierenzestigste verhaal

Het zevende verhaal