Het zesenveertigste verhaal


…”Ja, lieve mensen, volgens mij zijn we er allemaal weer!” Hella overziet het hele beeldscherm waar al haar appgroep-vrienden met elkaar in de weer zijn. Het is maandagavond en de kinderen van zij die kinderen hebben zijn naar school geweest, het werk van zij die werk hebben is weer gedaan en het glaasje wijn van zij die soms een wijntje drinken is ingeschonken. Het gekakel op het scherm neemt toe en uiteindelijk praat iedereen over hetzelfde onderwerp, namelijk het hele halve nieuwe oude normaal. “Jongens, we komen er toch niet uit over wat normaal is, dus laten we ons vermaken. Ik wil vandaag een verhaal vertellen.”

"Het gaat over de contouren van een slechte relatie.
‘De afspraak is dat je belt als je later komt.’
Nijdig liep John Jansen de keuken in terwijl Helmi Broekhuijsen haar echtgenoot in zijn kielzog volgde door de ruime keuken van Zandhoek 35 in Amsterdam. John nam ogenblikkelijk plaats achter het imposante roestvrijstalen fornuis. Acht kookzones, twee ovens, mantelkoeling, wokbrander, vonkontsteking, visbrander, grill en nog ontelbare snufjes die ze nog niet ontdekt had. Ze was er nooit toe gekomen om de vierhonderd pagina’s dikke gebruiksaanwijzing door te spitten.
Hij roerde driftig in een koperen pannetje waarin een sausje aan het pruttelen was. ‘Er zijn geen afspraken te maken met jou!’
‘Ik had een vergadering die uitliep.’
‘Ik ben het zat om me altijd aan jouw grillen te moeten aanpassen!’
Met een gezicht als een oorwurm liep John de eetkamer binnen. De tafel was romantisch gedekt maar de feestelijke entourage kon de grafstemming die hij de kamer binnenvoerde niet verbloemen.
‘Het ruikt heerlijk’, probeerde Helmi het conflict te sussen.
‘Kletst niet, je weet heel goed dat het eten verpest is.’
John was ziedend. Ze kon zijn woede bijna ruiken. Hij beende de keuken in en kwam terug met twee prachtig opgemaakte borden.
‘Vooraf eten we een salade van rivierkreeftjes gebakken in limoen-korianderboter met champagnemousse. En als hoofdgerecht heb ik straks struisvogelbiefstuk met gesauteerde champignons, peultjes en een portsaus.’
Zwijgend zaten ze tegenover elkaar en Helmi verlangde naar een patatje oorlog met een frikadel.
‘Volgende week zaterdag is de jaarlijkse feestavond van mijn werk’, verbrak John de stilte. ‘Je mag mee op voorwaarde dat je het bij twee houdt.’
‘Pardon?’

...'Je was ladderzat'...


‘Je bent onuitstaanbaar als je gedronken hebt. Je kunt nooit maat houden. Die ene keer per jaar dat jij drinkt, klok je meteen tien glazen naar binnen.’
Helmi schoof haar stoel bruusk achteruit waardoor er onmiddellijk lelijke groeven in het parket ontstonden. Ze voelde het bloed naar haar hoofd stijgen en ze wist dat ze binnen een paar minuten vuurrode vlekken in haar nek zou krijgen.
‘Het waren er verdomme zes!’
‘Het waren er tien en dan heb ik het niet eens over de restjes uit de glazen van mijn collega’s die je naar binnenklokte. Je was ladderzat.’
‘Wat heb je daar op tegen? Die ene keer per jaar? Heb ik ook eens mijn verzetje.’
‘Wat ik daar op tegen heb, is dat ik me doodgeneer voor jouw bizarre gedrag.’
‘Bizarre gedrag?’
‘Aan mijn medewerkers vragen of ik wel een aardige man ben, noem ik bizar.’
‘Weet je wat pas bizar was? Die collega van jou die aan mij vroeg of ik het vreemd zou vinden als mijn man mijn kleren zou dragen.’
‘Kees was aangeschoten.’
‘Hij had niet gedronken. Hij wilde een eerlijk antwoord op een eerlijke vraag. Ik wilde exact hetzelfde.’
‘Twee glazen en geen druppel meer. Weet je nog die boottocht van jouw werk van twee jaar geleden? Je bent niet voor niets van boord gezet.’
‘Omdat ik zeeziek was!’
‘Zeeziek van een rondvaartboot die door de grachten vaart zeker! Je werd van boord gezet omdat je de geluidsinstallatie onderkotste. En dat kwam omdat je bijna twee flessen rosé op had, maar dat wist je aardig verborgen te houden.’
‘Ik heb hier absoluut geen zin in.’
‘Nee, ik heb hier geen zin in! Je kunt je voor de verandering toch ook wel eens normaal gedragen?’
‘Je behandelt me verdomme alsof ik een of andere alcoholist ben!’
John stond op en legde zijn arm om haar schouders, en probeerde een kus op haar wang te geven.’
‘Sorry schat, dat bedoelde ik natuurlijk niet zo. Het spijt me echt.’
‘Hou daarmee op, en blijf van me af. Je bent echt veel te ver gegaan. Ik ga naar bed, ik ben doodmoe.’
Toen ze de eetkamer uitliep, zag ze nog net hoe John de restanten van de maaltijd voor de kat neerzette."

Dit verhaal is geschreven door Menno Goosen.
foto: Roberta Sorge/unsplash.com

Reacties

Populaire posts van deze blog

Het zevenentwintigste verhaal

Het vierenzestigste verhaal

Het zevende verhaal