Het vijftigste verhaal
…Zodra iedereen online is, stelt Hella de
voortrekkersrol aan de orde. Iemand anders mag de komende week zorgen dat de
online-bijeenkomsten goed verlopen. Erik is aan de beurt, vindt Hella. Hij mag
vandaag direct de rol op zich nemen. Toevallig had hij ook een verhaal
voorbereid. Dus hij neemt het woord. “Ik heb de moraal van een verhaal uit
Decamerone genomen en aangepast. Het plot is eerlijk gejat, zullen we maar
zeggen.”
“Karel herinnert zich zijn zomerkamp van de middelbare
school. Buitenlandse reizen waren nog geen gemeengoed. Zijn school deed daar in
ieder geval niet aan. Nee, ze gingen kamperen in Lunteren op de Veluwe. De
camping was niet meer dan een weiland met koeienvlaaien. Met een beetje geluk
kon je de tent tussen de verdroogde uitwerpselen opzetten. Myra, een van de
meisjes uit de klas die nooit om een woord verlegen zat en van de boerderij
kwam, wist dat koeienvlaaien die er uitgedroogd uit zagen, vaak niet door en
door droog waren. Wanneer je erin stampte, dan spoot de dieper gelegen natte
poep uit het donkergrijze bergje.
Ze vertelde Karel en zijn vrienden die uit de stad kwamen
dat het leuk was om in de droge poep te stampen. “Dat kun je prima doen,
hoor!”, zei ze tegen de jongens. “Kijk maar.” En ze stampte in een volledig
droge flats. Ze moedigde de jongens op aan om er ook in te trappen. Karel deed
dat en prompt kwam er natte drek op zijn nieuwe stoere bergschoenen en zelfs op
zijn nieuwe spijkerbroek. Meteen kwam er van de wijde pijpen een onwelriekende
geur. De hele klas lachte, behalve Karel en zijn vrienden. Karel zei niets en
liep met grote passen naar de tot toiletunit in een omgebouwde veestal.
Het was een warme lentedag. De tenten stonden in de
brandende zon. De leerlingen hadden de ingangen van hun tentjes in een kring
tegenover elkaar geplaatst met een stuk gras als tussenruimte waar ze op matjes
in de rondte zaten. Sommigen waren aan het kaarten, anderen vermaakten zich met
woorden. Verderop op het erf speelden acht jongens een potje voetbal.
Aan het eind van de middag verzamelden de leerlingen zich
bij de oude veestal. De docenten hadden een programma bedacht voor de avond.
Een vossenjacht: in groepjes werden de leerlingen in het bos gedropt en zij zochten
de weg terug aan de hand van zogenoemde vossen. Dit waren verklede mensen of
vossen die geluiden maakten. Had een groepje de vos herkend, dan wees die de
weg waarover ze verder moesten lopen.
Na een geslaagde avond die veel langer duurde dan
gepland, de groep van Karel had de dorpskroeg gevonden en was er blijven
hangen, maakten de leerlingen zich op voor de nacht. Vervolgens duurde het drie
uren voordat het stil werd. Het was een pikdonkere nacht. Heel langzaam en
zachtjes klonk er het openritsen van een tent. Een kwartier later klonk
hetzelfde geluid. Uit de tent van Myra kwamen zachte geluiden. Myra had hierop
gewacht. Ze had deze nacht met haar vriend Theo afgesproken. Niemand in de klas
had een vermoeden dat Theo en Myra een stelletje vormden.
...'Huh? Waar heb je het over?'...
De volgende dag volgt Theo zijn vriendin naar het
korenveld. Om te praten. Theo wacht haar op aan de rand van het veld. Myra
loopt vrolijk op hem af. Theo is zenuwachtig. “Waar was je vannacht?”, vraagt
hij haar bezorgd. “Ik heb een half uur achter de veestal op je staan wachten.”
Myra snapt er niks van. “Huh? Waar heb je het over? Je bent de halve nacht bij
me geweest.” “Wàààt?”, schreeuwt Theo bijna. Myra houdt verder haar mond. Strak
kijkt ze voor zich uit. Ze heeft een plan bedacht om erachter te komen wie er
bij haar in de tent is geweest.
De volgende nacht wordt het weer laat rustig. Zo tegen
twee uur ’s nachts slaapt iedereen, ook de docenten. Tot er weer heel zachtjes
en aanhoudend het geluid van een ritssluiting die opengaat klinkt. Na een
kwartier weer hetzelfde geluid iets verderop. Niemand reageert. Geen gekke
geluiden, behalve het ruisen van de eikenbomen iets verderop. Dan net als de
vorige avond komt er vanuit de tent van Myra zachte ritselgeluiden. Het leek op een
luchtbed waarop bewogen wordt en het geschuif van beddengoed. Na een half uur
duwt Myra haar bezoeker de tent uit. Zachtjes.
Een uurtje later verschijnt het hoofd van Myra uit haar
tent. Ze kruipt eruit. In haar hand heeft ze een schaar. Ze gaat haar plan
uitwerken. Heel voorzichtig opent ze de tent van de jongen die in de tent naast
haar ligt. Ze voelt zijn pols, die is rustig. Ze gaat naar de volgende tent
waar een jongen in ligt. Ook een rustige pols. Zo loopt ze alle tenten af van de
jongens uit haar klas. Tot ze bij de tent van Karel komt. Ze voelt zijn pols en
die gaat als een razende tekeer. “Hebbes!”, denkt ze. Iemand die nog geen uur
geleden stevige arbeid heeft verricht, moet wel een verhoogde polsslag hebben. Dan
knipt ze een flink stuk haar van de rechterkant van zijn hoofd af. “Dat zal hem
leren!”
Karel doet alsof hij slaapt. Hij kreunt even en ademt
diep uit. Myra kruipt zijn tent uit. Stil zonder dat iemand iets hoort, gaat ze
haar eigen tent weer in. Eindelijk kan ze de slaap vatten. Haar wraak zal zoet
zijn als Karel morgen zijn tent uit komt. Wat ze niet weet is dat Karel zo zijn
eigen antwoord heeft bedacht. Eén voor een gaat hij de tenten van zijn mannelijke
klasgenoten af. Bij allen knipt hij de rechterhelft van hun haar kort. Daarna
gaat hij weer naar zijn eigen tent om uiteindelijk de slaap te vatten.
De volgende ochtend was het een heksenketel op het weiland.
Sommige meisjes begonnen te giechelgillen. Jongens stootten oerkreten uit. Myra’s
gezicht stond op onweer. Wat een hufter, dacht ze.”
En nu, lieve vrienden, ga ik verder met het einde
zoals Boccaccio heeft geschreven: “…Behalve de man die het aanging, begreep
niemand er wat van. En die laatste was schrander genoeg om er, zolang ze op
school zaten, over te zwijgen als het graf, en hij hoedde zich er wel voor,
zijn leven nog eens een tweede maal voor een dergelijk waagstuk op het spel te
zetten.”…
Deze tekst is geschreven door Ingrid Lutke Schipholt.
foto: Pixel2013/pixabay.com
Reacties
Een reactie posten