Het tweeëndertigste verhaal


..."Het is maar goed dat we vandaag vroeger dan andere dagen afspreken", zegt Sylvie tegen haar app-vrienden. "Huh?", komt er op het beeldscherm uit het kadertje van Cath. "Welke datum is het vandaag? 4 Mei? Om acht uur wil ik uit de lucht zijn", antwoordt Sylvie. "Laten we dan snel overgaan naar Martijn." Hij vertelt vandaag het laatste deel van het verhaal over de elfjarige Jaap die in de nadagen van de Tweede Wereldoorlog weer thuis in Arnhem kwam:
"Over waar ze van leefden in die tijd, heeft Jaap nooit opheldering gevraagd of gekregen. Wel herinnert hij zich de voorraad zwarte sajet die zijn vader wist in te zetten als ruilmiddel. Sajet is het stevige garen waarmee sokken konden worden gestopt die in klompen werden gedragen. Jaap begeleidde vaak zijn vader als deze op de fiets met grote fietstassen in de streek rondreed om voedsel te kopen of te ruilen, groente, aardappelen, melk soms ook. Nooit zal hij vergeten dat een boer hun knolraap overhandigde, waar Jaap van rilde, met als commentaar: ‘Dat is goed genoeg voor de beesten, die vinden het lekker. Dus het is ook goed genoeg voor jullie.’
Het werd voorjaar op de Veluwe en half april waren wellicht opnieuw geluiden te horen van gevechten. Canadezen werden geconfronteerd met fanatiek verzet van Duitse eenheden. Vanuit de Achterhoek trokken zij westwaarts, met een Britse divisie, wisten de IJssellinie te doorbreken. Amerikanen, Britten en Polen voegden zich bij de veldslagen om bijna ieder dorp in het Gelderse. Zij bevrijdden Arnhem op 15 april, Apeldoorn op 17 april en trokken van dorp naar dorp en van slag naar slag. Na de slag bij Voorthuizen trokken ze noordwaarts richting Putten, waar opnieuw fel om gestreden werd. Vandaar ging het noordwaarts het IJsselmeer en naar Ermelo.
Jaap herinnert zich de intocht van de Canadezen. Ze reden met tanks naar de kern van het dorp. Uit een kijkgat in zo’n tank stak een hand die sigaretten omhoog hield. Indrukwekkend was de menselijkheid en de benaderbaarheid van de geallieerde soldaten. De Amerikanen waren joviaal, sportief gekleed in groene broeken, overhemd en windjack, met natuurlijk een helm op het hoofd. Zij reageerden met soepelheid en gulle lach. Wat een verschil met de stramme Duitsers, hun wantrouwen en hun allesbepalende hiërarchie.
Op de dag dat Ermelo bevrijd werd, op 18 april, keerde de eigenaar terug van het huis waar zij woonden. Voor hen dus het moment om opnieuw te verkassen. Ze vonden onderdak in een pension in het dorp. Opnieuw een nieuwe omgeving. Hier waren geen andere kinderen in de buurt. Maar er was weer een bos om te onderzoeken, dus Jaap bracht daar veel van zijn tijd door in zijn eentje. In het pension zijn ze gebleven totdat ze konden terugkeren naar Arnhem. Dat was pas in september 1945. 
Op 5 mei was Nederland officieel bevrijd, maar dat was niet het moment waarop de Arnhemmers terug konden naar hun stad. Niet alleen waren tal van huizen beschadigd door het oorlogsgeweld, met name, maar niet alleen ten zuiden van de spoorlijn, tal van huizen waren herhaaldelijk, geplunderd, overhoop gehaald en erbarmelijk bevuild. Overal waren kachels, matrassen en beddengoed geroofd, waterleidingen doorgebroken, elektriciteit was niet meer voorhanden. Vloeren waren opengebroken, meubels gestolen, kasten en papieren uitgestrooid door de kamers. Er werd gevreesd voor ziekten en epidemieën. De waarnemend burgemeester van Arnhem, Matser, publiceerde in de pers en op de radio berichten om Arnhemmers te ontmoedigen zonder vergunning terug te keren naar hun huizen. Hun werd een medische controle van mensen en goederen in het vooruitzicht gesteld en hij bond hun op het hart indien zij wilden komen dan toch te zorgen voor eigen voeding, want er was een voedselvoorziening die op toename niet was berekend. Maar vooral waarschuwde hij indirect voor de onbewoonbare staat van het merendeel der huizen.

...Jaap moest water uit de Sonsbeekvijver halen...



Jaaps vader bezocht al vrij vroeg het huis en keerde terug met pijnlijke berichten. De pui lag eruit, de vleugel was weg, het huis was leeggeroofd, de vloer was niet alleen opengebroken, maar de planken waren weg. Opgestookt in de strenge winter?
Het was al september toen het gezin terugkeerde naar Arnhem, op een open vrachtwagen, opeengepakt met andere evacués, met de huisraad die ze nog bij zich hadden. Van die terugkeer herinnert Jaap zich dat het huis leeg was. Alle ruiten waren kapot. Ze sliepen op de grond. Er was geen gas, geen stroom. Om te kunnen poetsen moest Jaap naar de Sonsbeekvijver om daar emmers te vullen met water. Dit duurde tot er op de hoek Van Goyenstraat-Van Ruisdaelstraat bij de familie Roelofs een buitenkraan werd geïnstalleerd, waar de hele buurt gebruik van kon maken.
Hoe kwamen ze aan spullen om te kunnen wonen, te slapen, te koken, zich te wassen? Het Rode Kruis deelde elementaire huisraad uit. De actie AHA, Amsterdam helpt Arnhem, en ook familie uit Overveen en Voorburg, zorgden ervoor dat er weer een tafel kwam, stoelen, een bed, een matras.
Jaap hervond zijn vriend Eddie. Met hem knutselde hij met behulp van bedrading van de Amerikanen een eigen telefoonverbinding in elkaar. Zijn vader was handig in het verkrijgen van materialen. Kozijnen werden gerepareerd, er kwam op den duur weer glas in de ramen, er werd geschilderd. 
Er lag overal veel puin en daarin was van alles te vinden. Een Duitse helm, munitie, granaathulzen, kruit en kogels, zelfs een geweer. Ze vonden een granaat met een rood lint eromheen. Met dit soort vondsten zijn veel ongelukken gebeurd, maar gelukkig niet bij hen.
Op een bepaald moment kwam er bericht dat hun vleugel was teruggevonden: in Eibergen in een feestzaal. Langs welke wegen zijn vader dit heeft achterhaald, heeft Jaap nooit kunnen vragen.
Een vol jaar van gebeurtenissen in het leven van een elf-, twaalfjarige jongen. Ervaringen die hem misschien leerden wat het betekent een thuis te hebben, puur op basis van het gemis eraan. Of een jaar van ontwrichting die zich niet herstellen kan. Misschien ook een jaar van zichzelf leren redden in bomen en bossen. Was het een jaar van grotere vrijheid? Van mensenkennis opdoen aan de jongens uit het dorp? Van buitenstaander zijn? Natuurlijk was het gezin bijeen. In die tijd was het contact tussen ouders en kinderen waarschijnlijk afstandelijker. Ouders deelden hun zorgen en gedachten minder met kinderen dan nu. Kinderen hielden hun gedachten meer voor zich. Met zijn zusje van vijf, zes jaar was hij natuurlijk verbonden in affectie en verwantschap. En wat kan een zoveel jonger zusje delen in de gedachten en ontdekkingen van een twaalfjarige? Speelde hun zin voor muziek een rol in die dagen? Uit het verhaal komt een zwijgzame jongen naar voren met een vrij zelfstandig bestaan, solitair, het bos als speelterrein en interessegebied. Bij terugkeer begon er een nieuw schooljaar voor hem, ondanks het jaar zonder onderwijs op de middelbare school. Hoeveel minder kind zal hij toen zijn geweest?"...
Dit verhaal, het eenendertigste verhaal en dertigste verhaal is geschreven door Annemoon Gudde. 

foto: Robbert Nusman

Reacties

Populaire posts van deze blog

Het vierenveertigste verhaal

Het vijfenzestigste verhaal

Het zevenenveertigste verhaal