Het negenenveertigste verhaal

…Hella is er vandaag als eerste, Carel als tweede. “Gisteren was er weer niemand online”, zegt Hella. “Het was mooi weer, dus ik kan het me wel voorstellen dat de meesten liever buiten zaten in plaats van binnen achter de computer.” Carel knikt schuldbewust. “Ik heb je ook laten zitten. Maar nu ben ik er weer. Met een verhaal”. Wanneer er genoeg mensen zijn om te beginnen, steekt Carel van wal.

“‘Carla!’ Theo beende laaiend de badkamer binnen, waar ze zich verschanst had onder een gigantische berg badschuim. Hij probeerde de Elle uit haar handen te grissen met als gevolg dat het tijdschrift in het sop belandde.
‘Wat moet je! Laat me met rust!’
‘Ik laat je godverdomme helemaal niet met rust. Ik eis nu een verklaring! Zwetsma belde me net op met de mededeling dat je verdere behandeling weigert en dat hij verder niets voor je kan doen.’
‘Inderdaad, hij kon verder niets voor me doen. Het is een kwakzalver.’
‘Waarom doe je zulke vreselijke dingen?’
Carla keek Theo vuil aan. ‘Je begrijpt er echt helemaal niets van hè? Je bent een zwart gat dat alle energie uit me zuigt. Je hebt er geen idee van hoe je me de keel uithangt. Ik heb er geen zin in dat het altijd boven mijn hoofd regent. Ik ben dit saaie leven meer dan zat. Ik heb veel te veel jaren van mijn leven verpest met jou terwijl ik je net zomin nodig heb als de dood. Ik neem mijn leven weer in eigen hand en als je mij daarin probeert te belemmeren, zal je merken dat vandaag het eind van je leven nabij is. Ik weiger mijn krankzinnigheid nog langer te onderdrukken!’
Theo deed een stap achteruit. ‘Wat is er gebeurd? We hadden het toch goed samen?’
Carla wierp hem een blik als uit een diepvrieskist toe. 
‘Alle liefde is tijdelijk en als de liefde over is, dondert alles in elkaar. We kunnen wel gelukkig zijn maar niet samen.’
‘Je bent ziek. Je hebt hulp nodig!’
‘Je kent me niet en je kent mijn leven al helemaal niet. Ik ben niet ziek idioot. Ik word ziek van jou. Ik weiger om nog langer met terugwerkende kracht het verleden in te rijden. Ik ben jarenlang zwaar gestoord geweest zonder dat ook maar iemand het gemerkt heeft. Mijn leven lang tors ik al haatgeheimen met me mee, maar de periode van de bange dagen is definitief voorbij. Ik heb het altijd al geweten.’ 
Ze schoot in de lach.
Theo wilde de badkamer uitlopen maar bedacht zich. ‘Ben je met een andere man naar bed geweest?’

...'ik zing je antwoord zelfs'...

Het was een moment stil. Carla leek na te denken totdat ze plotseling begon te zingen. Theo herkende een refrein uit de door hem gehate opera die Carla de laatste weken tot gek wordens toe continu op volle sterkte gedraaid had.

Siqua sine socio 
caret omni gaudio
tenet noctis infima 
sub intimo 
cordis in custodia
fit res amarissima. 

‘Ik vraag je verdomme iets, geef me antwoord!’
‘Ik geef je antwoord, ik zing het zelfs voor je.’
‘Wat betekent dat in vredesnaam?’
‘Moet ik het voor je vertalen? Nu baal je dat je geen Latijn in je pakket had hè?’ Carla keek Theo met een pesterige blik aan. 
‘Wat betekent het in Godsnaam?’ Het leek of Theo zijn emoties niet langer onder controle had.
‘De essentie is dat een meisje zonder ware geliefde alle pleziertjes van het leven mist. Daardoor is haar hart alleen in de donkere nacht en dat is een verschrikkelijk bitter lot. Ja zo’n bitter lot tors ik al jaren. Altijd die regen boven mijn hoofd….’
‘Met wie ben je vreemd geweest?’
‘Het was er niet eentje. Het waren er meerderen, en allen waren ze véél betere minnaars dan jij ooit geweest bent!’
Theo gezicht was inbleek geworden. Carla begon weer te zingen. Theo stond als aan de grond genageld.

Si puer cum puellula 
moraretur in cellula, 
felix coniunctio. 
Amore suscrescente, 
pariter e medio 
avulso procul tedio, 
fit ludus ineffabilis 
membris, lacertis, labiis.

‘Ik zal deze prachtige passage ook wel even voor je vertalen hoor. Het gaat erover dat als een jongen en een meisje of voor mijn part twee mannen of desnoods twee vrouwen, in ieder geval twee mensen die passie voor elkaar voelen – wij dus duidelijk niet - bij elkaar in een kamer zijn, het geluk er is, omdat ze samen zijn. Hun liefde wordt steeds heftiger en er zijn geen remmingen meer. Een ongelofelijk spel van armen benen en lippen vangt aan.’ 
‘Het is zo ontzettend waar, alleen ik heb die waarheid door jouw storende aanwezigheid pas veel te laat ontdekt. Mijn lichaam zal volgens sommigen te oud zijn voor mijn geest, maar dat is de angst van het moment. Ik ben met overtuiging mezelf, en dat is mijn waarheid.’
Het leek er op dat Theo onderuit zou gaan. Zijn handen beefden, en hij was nog bleker geworden dan hij al was.
‘Je bent nog gestoorder dan ik dacht. Je hoort in een inrichting thuis. Waar heb ik dit aan te danken?’
‘Aan jezelf Theo. Alleen maar aan jezelf.’
‘Wat heb ik gedaan dat je me dit aandoet?’
‘Ik heb je tot nu toe mijn leven laten verpesten maar, ik ben niet langer bang om krankzinnig te zijn. Sterker nog: het voelt heerlijk. Het leven is niet wat je verdient, toekomt of krijgt. Het leven is wat je neemt.’
‘Waarom? Waarom?’
‘Accepteer dat er geen antwoorden zijn, maar alleen vragen.’
‘Ik ga bij je weg, niemand kan van me verwachten dat ik met een gestoorde gek samenleef.’ 
‘Doe dat Theo. Maar ga wel snel want je maakt mijn leven tot een hel.’ Ze lachte om de rijmende woorden. Theo wierp Carla een laatste blik toe en slofte als een gebroken man de badkamer uit, terwijl Carla zich weer liet zakken in het behaaglijke water.”...

Dit verhaal is geschreven door Menno Goosen.

foto: KRiemer/pixabay.com

Reacties

Populaire posts van deze blog

Het zevenentwintigste verhaal

Het vierenzestigste verhaal

Het zevende verhaal