Het veertiende verhaal
…Monique had gisteren beloofd om vandaag haar verhaal af te maken. Voordat ze mag gaan vertellen, wil Cath de rol van voortrekker doorgeven aan het volgende lid. Die mag de komende week de verteller van de dag aanwijzen. Iedereen is het erover eens dat Thomas het moet worden. Hij is nog niet veel aan het woord geweest, maar is goed in de boel bij elkaar houden.
Dan steekt Monique van wal. “Ik las vandaag een verhaal in Decamerone. Er werd daarin gesteld dat je nooit het voordeel krijgt met bedrog. Ik ben toch erg benieuwd of dat ook geldt voor de hoofdpersonen in het verhaal dat ik gisteren begon”:
“Je vraagt je natuurlijk af wat dat met David te maken had, David was een Joodse jongen, dat was ook duidelijk te zien aan zijn gitzwarte haren en donkere bruine ogen. David was nu de pispaal van de hele klas geworden, iedereen pestte hem met zijn Jood zijn, de meisjes die vroeger verliefd op hem waren geweest namen nu wraak door hem voor alles uit te schelden en de jongens sloegen hem na schooltijd in elkaar. David was helemaal buitengesloten, op steun van de leraren hoefde hij ook niet te rekenen want die deden mee met onze klasgenoten. Ik wilde niet meedoen, ik heb nooit wat met die hele Nazi-ideologie te maken willen hebben, mensen zijn gelijk voor mij. David werd mijn vriend. Mijn klasgenoten scholden mij uit voor Joodse hoer, van het populairste meisje in de klas was ik veranderd in een kneusje. Iedere dag ging ik met tegenzin naar school, alleen nog maar om David te zien.
Op een dag werd er voor de school een boekverbranding gehouden, boeken van Joodse schrijvers zoals Freud verdwenen in de vlammen. David rende huilend weg, nagejouwd door onze klasgenoten. De volgende dag is hij met zijn ouders geƫmigreerd naar Amerika, ik heb hem nooit meer gezien.
Ik ben een jaar daarna na Nederland gevlucht en ik heb daar mijn man leren kennen. Nederland leek een paradijsje, een fijn, neutraal land, tot in mei 1940 mijn ex-landgenoten Nederland binnenvielen. Mijn man en ik gingen in het verzet. Mijn man had de opdracht gekregen om een distributiekantoor te overvallen maar hij werd verraden. Hij heeft het niet overleefd.
Met tranen in zijn ogen zat Mark naar het hele verhaal te luisteren, hij wilde graag langer blijven maar hij moest verder met zijn werk, ze hadden zeker een uur zitten te praten. Mark nam afscheid van mevrouw Schmitz en liep de deur uit, niet wetende dat dit de laatste keer geweest was dat mevrouw Schmitz hem mee had genomen op reis door het verleden.
De volgende dag had Mark late dienst, opgewekt stapte hij om 14.00 het bejaardentehuis binnen. Gewoontegetrouw liep hij meteen even naar de kamer van mevrouw Schmitz. Hij deed de deur van haar kamer binnen en stond oog in oog met een medewerker van een schoonmaak¬bedrijf. “Als u komt voor de mevrouw die hier woonde, heb ik een nare mededeling voor u” zei de vreemde man, “Ze is vannacht overleden!”
Huilend rende Mark naar buiten, de container werd juist opgetild door de hydraulisch vuilnis¬wagen. “Stop”, schreeuwde Mark. De chauffeur hoorde hem niet. Met zijn vuisten bonkte Mark op de cabine, de chauffeur reageerde onmiddellijk. Precies op tijd werd het mechaniek gestopt. De bestuurder stapte uit de wagen.
“Er zitten belangrijke dingen voor me in die container, mag ik ze alstublieft hebben?” De chauffeur had onmiddellijk medelijden met de huilende jongen. De container werd weer op de grond gezet. Mark begon onmiddellijk te spitten in de container. Helaas was al een deel van de inhoud vermalen tussen de meedogenloze tanden van de vuilniswagen.
Naar enige tijd zoeken wist Mark toch nog twee vergeelde fotoboeken uit de container te vissen. Plotseling viel zijn oog op een klein zwart boekje dat hij nog nooit gezien had. Toen hij erdoor bladerde viel hij bijna flauw van schrik. Er zaten foto’s in die Mark nooit had mogen zien. Foto’s van een jonge mevrouw Schmitz gekleed in een uniform met logo’s van de SS. Het beeld wat Mark van mevrouw Schmitz had was in duizend stukjes uit elkaar gespat, net als de porseleinen kopjes die de vuilniswagen ook niet overleefd hadden.”
Dit verhaal en dat van gisteren is geschreven door Menno Goosen.
Dan steekt Monique van wal. “Ik las vandaag een verhaal in Decamerone. Er werd daarin gesteld dat je nooit het voordeel krijgt met bedrog. Ik ben toch erg benieuwd of dat ook geldt voor de hoofdpersonen in het verhaal dat ik gisteren begon”:
“Je vraagt je natuurlijk af wat dat met David te maken had, David was een Joodse jongen, dat was ook duidelijk te zien aan zijn gitzwarte haren en donkere bruine ogen. David was nu de pispaal van de hele klas geworden, iedereen pestte hem met zijn Jood zijn, de meisjes die vroeger verliefd op hem waren geweest namen nu wraak door hem voor alles uit te schelden en de jongens sloegen hem na schooltijd in elkaar. David was helemaal buitengesloten, op steun van de leraren hoefde hij ook niet te rekenen want die deden mee met onze klasgenoten. Ik wilde niet meedoen, ik heb nooit wat met die hele Nazi-ideologie te maken willen hebben, mensen zijn gelijk voor mij. David werd mijn vriend. Mijn klasgenoten scholden mij uit voor Joodse hoer, van het populairste meisje in de klas was ik veranderd in een kneusje. Iedere dag ging ik met tegenzin naar school, alleen nog maar om David te zien.
Op een dag werd er voor de school een boekverbranding gehouden, boeken van Joodse schrijvers zoals Freud verdwenen in de vlammen. David rende huilend weg, nagejouwd door onze klasgenoten. De volgende dag is hij met zijn ouders geƫmigreerd naar Amerika, ik heb hem nooit meer gezien.
Ik ben een jaar daarna na Nederland gevlucht en ik heb daar mijn man leren kennen. Nederland leek een paradijsje, een fijn, neutraal land, tot in mei 1940 mijn ex-landgenoten Nederland binnenvielen. Mijn man en ik gingen in het verzet. Mijn man had de opdracht gekregen om een distributiekantoor te overvallen maar hij werd verraden. Hij heeft het niet overleefd.
Met tranen in zijn ogen zat Mark naar het hele verhaal te luisteren, hij wilde graag langer blijven maar hij moest verder met zijn werk, ze hadden zeker een uur zitten te praten. Mark nam afscheid van mevrouw Schmitz en liep de deur uit, niet wetende dat dit de laatste keer geweest was dat mevrouw Schmitz hem mee had genomen op reis door het verleden.
De volgende dag had Mark late dienst, opgewekt stapte hij om 14.00 het bejaardentehuis binnen. Gewoontegetrouw liep hij meteen even naar de kamer van mevrouw Schmitz. Hij deed de deur van haar kamer binnen en stond oog in oog met een medewerker van een schoonmaak¬bedrijf. “Als u komt voor de mevrouw die hier woonde, heb ik een nare mededeling voor u” zei de vreemde man, “Ze is vannacht overleden!”
...'De chauffeur hoorde hem niet'...
Verdoofd liep Mark rondjes door de onherkenbaar lege kamer. “Waar zijn haar spullen”, schreeuwde Mark opeens. “De kleding en de meubeltjes zijn aan het Leger des Heils gegeven, zei de schoonmaker, “ze had geen erfgenamen.” “Waar is de rest gebleven, de foto’s, de boeken.” “Je kunt even kijken in de container die hier voor de buitendeur staat, daar hebben we ook een hele hoop ingegooid”.Huilend rende Mark naar buiten, de container werd juist opgetild door de hydraulisch vuilnis¬wagen. “Stop”, schreeuwde Mark. De chauffeur hoorde hem niet. Met zijn vuisten bonkte Mark op de cabine, de chauffeur reageerde onmiddellijk. Precies op tijd werd het mechaniek gestopt. De bestuurder stapte uit de wagen.
“Er zitten belangrijke dingen voor me in die container, mag ik ze alstublieft hebben?” De chauffeur had onmiddellijk medelijden met de huilende jongen. De container werd weer op de grond gezet. Mark begon onmiddellijk te spitten in de container. Helaas was al een deel van de inhoud vermalen tussen de meedogenloze tanden van de vuilniswagen.
Naar enige tijd zoeken wist Mark toch nog twee vergeelde fotoboeken uit de container te vissen. Plotseling viel zijn oog op een klein zwart boekje dat hij nog nooit gezien had. Toen hij erdoor bladerde viel hij bijna flauw van schrik. Er zaten foto’s in die Mark nooit had mogen zien. Foto’s van een jonge mevrouw Schmitz gekleed in een uniform met logo’s van de SS. Het beeld wat Mark van mevrouw Schmitz had was in duizend stukjes uit elkaar gespat, net als de porseleinen kopjes die de vuilniswagen ook niet overleefd hadden.”
Dit verhaal en dat van gisteren is geschreven door Menno Goosen.
foto: Christian Newman/unsplash.com
Reacties
Een reactie posten