Het zesde verhaal


Onze vrienden komen vanavond voor de zesde keer online. Het beeldscherm begint zich met vierkantjes te vullen. Willem neemt ook vanavond als een van de eersten het woord. Ditmaal niet om één van zijn vrienden uit te nodigen een verhaal te vertellen, maar om zelf van wal te steken:

“Toen hij de boodschappen had opgeruimd vroeg hij zich af of het al tijd was om te eten. Op z’n minst een wijntje om mee te beginnen. Hij kon best wat eten, want er was genoeg in huis. Er was genoeg voor wel een week of met een beetje geluk nog langer. Ondertussen had hij ook zijn eetlust weer terug, al had hij wel een typisch smaakje in zijn mond. Gelukkig was het hoesten praktisch verdwenen. Zijn griep was goddank licht van aard geweest. Bij velen was het heel anders gelopen. Zoals het er naar uitzag was hij nu voorgoed van deze ziekte af.

Hij werd onderbroken door de telefoon. Het was Gloria. Zij belde hem zelden dus hij was een enigszins van zijn à propos. ‘Hey, Gloria, alles okay?’ Het bleef even stil aan de andere kant. En toen hoorde hij duidelijk een snik. Meteen was hij in paniek. Het ging over Carlos, hij lag in het ziekenhuis. Hij had de ziekte opgelopen en het was meteen van kwaad tot erger gegaan. Gloria had de ambulance gebeld. Ze hadden hem meteen aan de beademing gelegd. Het bleef een tijd stil aan de andere kant van de lijn. ‘Maar Gloria, dat is toch goed, er is plek, dat zul je zien...’ Gloria begon nog harder te huilen. ‘Nee, het gaat niet goed, de beademingsapparatuur kon hem niet helpen, zijn longen... Ze hebben hem ondertussen van het apparaat afgehaald, om anderen te kunnen helpen. Hij is erg zwak.’

Riccardo voelde de wanhoop over hem heen komen als een golf. ‘Gloria, mag hij bezoek ontvangen?’ ‘Ja, daarvoor belde ik eigenlijk. Ik mag niet bij hem, maar Carlos had mij verteld dat jij de ziekte ook hebt gehad. Jij bent nu immuun. De doktoren zeggen dat jij hem mag bezoeken. Dan is hij tenminste niet alleen als... als…’
‘Gloria, ik kom meteen. Als ik nu in de auto stap kan ik er vanavond laat nog zijn. Mag ik dan nog bij hem?’ Gloria vertelde hem dat dat mocht, het draaide daar 24 uur per dag door, en waarschijnlijk haalde hij de ochtend niet. Riccardo zocht met trillende handen zijn papieren bij elkaar, waarvan het document met zijn bloedresultaten en het certificaat waarop staat dat hij immuun is niet mochten ontbreken. Zonder deze zaken was zijn reis tevergeefs.

In de auto kon Riccardo alleen maar denken aan zijn vriend Carlos. Het zal toch niet gebeuren, niet zijn goede oude vriend, altijd zo levendig. De handen drukkend op het stuur, alsof hij de auto op die manier harder kon laten rijden dacht hij aan al die tijd dat hij Carlos gekend had. Ze hadden elkaar tijdens hun studententijd ontmoet. Carlos kwam uit Uruguay maar was in Florence aan de kunstacademie gaan studeren. In de levendige jaren zeventig hadden ze een aantal gemeenschappelijke vrienden. Ze ontmoetten elkaar op één van de vele huiskamerfeestjes, luisterend naar muziek, pratend over theater, film, kunst, politiek en nog veel meer. Nog steeds was Carlos een expert in deze dingen en wist altijd precies welk boek je gelezen moest hebben, welke film je moest zien. Ze woonden ondertussen behoorlijk ver uit elkaar ook al was Carlos in Italië gebleven en getrouwd met zijn Gloria.

Een paar keer per jaar ging Riccardo naar Carlos en waar hij een nacht logeerde. Ze dwaalden dan samen door de sfeervolle stad, bezochten een tentoonstelling of kletsten gewoon in een cafeetje onder het genot van een glas wijn. Hij had dezelfde smaak als Riccardo maar het was Riccardo een raadsel hoe Carlos altijd precies wist welk boek of welke film je niet kon missen. Na een tip van Carlos wist Riccardo altijd bijna zeker dat hij er ook van zou genieten. Hij kocht na zo’n ontmoeting ook altijd zonder aarzelen het aangeraden boek of zocht meteen waar de film te zien was. Riccardo wist dan zeker dat hij niet teleurgesteld zou worden. Het waren altijd aangename dagen. Ze slenterden samen langs de kanalen of bezochten de Biënnale. Vaak kletste Carlos in zijn enthousiasme aan één stuk door. Er lag altijd een lach op zijn gezicht klaar. En nu lag Carlos in het ziekenhuis, eigenlijk al opgegeven.

Carlos was een klein mager mannetje en altijd zo levendig dat hij zich niet kon voorstellen dat... Zo bleef hij maar aan Carlos denken, de hele lange weg lang, als het maar niet te laat was.

...'Hij had de laatste dagen geen bezoek gehad'...

Hij kwam in het ziekenhuis aan. Het zag er hier uit als de filmset van Armageddon. Hij begroette Gloria ook al was zij achter glas. Ze zat in quarantaine in een steriele kamer. Radeloos. Het was allemaal zo snel gegaan. En nu mocht ze niet eens meer bij hem komen. Ze was echter ook blij dat hun goede vriend Riccardo er was. Ze vertelde hem dat Carlos bij bewustzijn was maar erg zwak. ‘Ga maar snel naar hem toe. En vertel hem dat ik hier dichtbij hem ben en dat ik van hem hou.’

Na de nodige controles, waaronder die van zijn gezondheidsverklaring, en nadat hij een masker, hesje en handschoenen had aangedaan werd hij naar de kamer geleid. Daar lag Carlos, naast een andere man die er niet veel beter aan toe was. Carlos was nog magerder dan normaal, een klein hoopje ellende maar hij herkende Riccardo. Het lukte Carlos ondanks alles een glimlach op zijn gezicht te toveren. Carlos deed hem altijd denken aan Charlie Chaplin. Een bos met wilde krullen op zijn hoofd en een lachje waar het hele gezicht aan mee deed. Hij was duidelijk blij hem te zien. Met moeite vertelde hij dat hij de laatste dagen geen bezoek meer had gehad. Het was voor Carlos te moeilijk om te praten. Nu was het vooral Riccardo die praatte. Het was raar om het gesprek te moeten voeren, meestal was het Carlos die hem van alles en nog wat vertelde en vroeg om zijn mening over de meest uiteenlopende zaken. 

Na zo’n 20 minuten kwam de verpleger de apparatuur en waardes controleren. Hij maakte Riccardo duidelijk dat het tijd was om te gaan en bleef daarna respectvol staan bij de deur. Met lood in zijn schoenen stond Riccardo op. Ze keken elkaar nog eens aan, zonder een woord te zeggen. Riccardo reikte naar de hand op het bed. Hij drukte deze met affectie. Al maanden hadden ze allebei niemand meer de hand geschud. Dus ze bleven een poosje in deze positie, een hand ter afscheid. Riccardo keek terug naar de verpleger, liet Carlos’ hand los en begon langzaam de rubberen handschoenen af te stropen. Hij wachtte op een waarschuwing van de verpleger maar deze keek hem alleen maar aan. En toen zag hij een klein knikje van het hoofd, bijna onzichtbaar. 

Hij draaide zich opnieuw naar zijn vriend en pakte weer zijn hand. Hij schudde de hand een paar keer. Carlos keek hem aan met tranen in zijn ogen. Hij probeerde toch nog te lachen, zijn recalcitrante vriend, nog één keer wilde hij hem op de klassieke manier de hand schudden, zonder synthetisch obstakel, gewoon, vel op vel, zoals in de dagen van weleer. En toen draaide Riccardo zich om en verliet de kamer. Maar toen hij bij de deur was stopte hij en draaide zich opnieuw om. Naast Carlos lag nog een patiënt, ook opgegeven. Hoe zwak ook, deze kamergenoot had de twee vrienden gade geslagen met iets van afgunst maar ook genoegen. Riccardo wierp nog een blik op de verpleger, liep toen resoluut terug en pakte met beide handen ontbloot de hand van de man. Hij schudde hem een paar keer. De man keek hem glimlachend maar bedroefd aan en toen liep Riccardo weg. Hij verliet de kamer zonder zich nog eens om te draaien. 

Buiten kon hij zijn tranen niet meer bedwingen. Het was te laat om terug naar huis te rijden een daarom had Gloria een kamer gereserveerd in een hotel niet ver van het ziekenhuis. Nadat hij was ingecheckt, kon hij zich dan eindelijk op bed laten vallen in de sober ingerichte kamer. Hij ging met een bezwaard hart slapen. De droefheid overmande hem. Wat een vreselijke tijden.

De volgende ochtend lag hij nog in bed, het ontbrak hem aan energie om bijtijds op te staan, toen de telefoon ging. Met loden stappen liep hij naar zijn mobiel in zijn broek die op een stoel in de hoek lag en zag al van een afstand dat het Gloria was. Hij zette zich schrap en drukte het groene icoon, zich voorbereidend op wat komen ging. ‘Riccardo, het is Carlos.’ ‘Gloria, het spijt me zo erg.’ ‘Nee Riccardo, je begrijpt het niet, Carlos, hij…hij, hij praat met de verpleging. Hij zit rechtop in bed en heeft zelfs gevraagd om iets te eten.’  ‘Gloria, weet je het zeker, ik zou niet te veel hopen, ik heb hem gisteren gezien.’ ‘Riccardo, hij heeft ontbeten, de dokter is bij hem geweest.’ ‘Maar dat is bijna onmogelijk, toen ik hem gisteren verliet was hij er zo slecht aan toe. Maar, dit is fantastisch, wat zeggen de artsen?’ ‘De dokter is voorzichtig maar spreekt van een miraculeuze verbetering. Zijn longen zijn aan de beterende hand. Hey, Riccardo, dat is nog niet alles. De man naast hem... ook hij is een stuk beter, niemand begrijpt hoe dit kan!’

Riccardo werd overspoeld door een gelukzalig gevoel, hij kon niets zeggen, verbijsterd staarde hij naar zijn eigen hand!” …

Dit verhaal is geschreven door Anja de Vries
person's right hand
foto: Akira Hojo/unsplash.com

Reacties

Populaire posts van deze blog

Het vijfenzestigste verhaal

Het vierenveertigste verhaal

Het negenenvijftigste verhaal