Het vijfde verhaal
…”Ja, Liselotte, kom er maar in”, zegt Willem wanneer de tweede deelnemer van vandaag zich meldt. Liselotte zal vandaag het verhaal vertellen. Na een minuut of vijf is iedereen online en steekt ze van wal:
“Het was een zware week geweest. De affaire met Matthijs had er behoorlijk ingehakt. Ongelofelijk, wat miste ze hem. Terwijl ze door de stad fietste, merkte dat ze helemaal geen zin had om naar huis te gaan. Ze had veel meer zin om lekker over de grachten te fietsen. Misschien kwam ze Matthijs wel tegen. Ze had elke dag aan hem gedacht. Nou ja, ze was al bijna thuis en ongetwijfeld zat Johan met het eten te wachten. Nadat ze haar fiets aan de brug voor het huis had vastgeketend, rommelde ze langdurig in haar tas. Natuurlijk zaten die krengen weer helemaal onderaan. Dat irritante gegrabbel ook altijd. Ze stopte de sleutel in het slot. Nadat ze haar jas over de kapstok had gehangen, stapte ze de kamer binnen. Johan stond op zijn vertrouwde plekje achter het fornuis.
‘Dag schat!’ Johan liep met een grote grijns op haar af.
‘Je kon het weer niet laten?’ Johan glom van trots. ‘Ik heb een soepje met verse amandelen, koriander, komijn en knoflook.’ ‘Niet te veel knoflook. Ik moet morgenochtend vergaderen.’
‘Een heel klein teentje maar. Vervolgens heb ik wilde zalm in bladerdeeg en als dessert kaneelparfait met witte chocoladesaus.’
‘Jezus Johan, hoe dik wil je me hebben?’
‘Het is met vers fruit erbij. Bovendien, jij komt toch nooit aan. Je hebt zolang ik je ken een goddelijk lichaam.’ Johan kwam achter haar staan en beroerde zachtjes haar borsten. ‘Mijn vrouwtje ziet er nog patent uit!’ Ze had hier helemaal geen zin in. Ze maakte zich los uit Johans armen. ‘Nou zullen we dan maar beginnen?’ Teleurgesteld liep Johan naar de keuken. Ze hoorde hem rammelen met de pannen en even later kwam hij terug met twee dampende borden soep waar een zware knoflookgeur vanaf walmde.
‘Beetje knoflook noem je dat? Nou, ik mag morgenochtend wel flink met mondwater gorgelen. Of misschien kan ik beter een hele fles achterover slaan.’ Ze lachte om haar eigen grapje. Johan kon er de lol niet zo van inzien.
‘Er zit maar één teentje in. Zit toch niet altijd zo te zeiken. Je verziekt mijn hele kookplezier.’
‘Eerlijk gezegd komen je culinaire aspiraties mijn keel uit. Kook toch eens iets normaals!’
Johan was een seconde stil, maar al snel hervond hij zijn favoriete sarcastische toon die haar tot grote razernij kon drijven.
‘Normaal? aardappelen, groenten en vlees bedoel je?’
‘Het hoeft voor mij niet altijd zo exclusief. Een lekkere zuurkoolstamppot is ook heerlijk. Maar dan wel met rookworst en niet met reerug.’
‘Dat vind je altijd zalig!’ Johan keek haar gepikeerd aan.
‘Ja met kerst of als we wat te vieren hebben…’
‘We hebben wat te vieren. Het is volgende week vrijdag onze trouwdag. Daarom heb ik een romantisch weekendje geboekt in een hotel in Droggelte.’
Ze voelde een rilling van afgrijzen door haar heengaan.
‘Hoe kan ik nou een heel weekend weggaan? Daar heb ik toch helemaal geen tijd voor.’
‘Dat weet ik, daarom heb ik maar een nachtje geboekt. Van vrijdag op zaterdag. Kunnen we zaterdag overdag nog wat leuks doen, en daarna rijden we naar huis. Dan heb je nog de hele zondag voor jezelf.’
Ze keek hem bedenkelijk aan. ‘Waar ligt Droggelte in vredesnaam?’
‘In Friesland op de uitlopers van het Drents plateau. Er zijn uitgestrekte bosgebieden, weilanden, zandverstuivingen, heidevelden en vennen. Je kunt er echt van alles doen.’
Helga keek hem bedenkelijk aan. ‘We zullen er maar het beste van maken.’
‘Nou ja, waar slaat dat nou weer op?, reageerde Johan kribbig. ‘Doe ik mijn best om eens iets romantisch te regelen…’
‘De enige romantiek die je met mij deelt is dat je je hand op mijn knie legt als je naar de televisie kijkt!’
‘Dit slaat echt nergens op. Jij bent degene die altijd moe is, hoofdpijn of buikpijn heeft. We hebben al maanden niet gevreeën. Moet ik dat dan leuk vinden?’
‘Johan, ik ga naar bed, ik ben doodmoe en ik voel me helemaal niet lekker.’
Toen ze de eetkamer uitliep, zag ze nog net hoe Johan de restanten van de maaltijd voor de kat neerzette.
‘Zelfs toen we net verloofd waren, kwamen we op betere plaatsen.’
Met een gezicht als een oorwurm liet Johan zich in een versleten kuipstoeltje vallen.
‘Mens, wat ben je toch altijd negatief. Probeer ik eens een romantisch weekendje te organiseren, is het weer niet goed.’ ‘Romantisch? Nou wat staat er dan verder nog op het programma?’
‘Nu? Het is bij tienen!’
‘Het is vrijdagavond en we zijn een nachtje weg!’
Johan drukte op de aftandse afstandsbediening van de televisie, maar die bleek niet te werken. Hij wendde zich weer tot Helga. ‘Ze hebben hier echt geen bruisend nachtleven. Bovendien zouden we morgen vroeg opstaan om een mooie fietstocht te maken.’
‘Dat heb ik helemaal niet gezegd!’
‘Je denkt toch niet dat ik de fietsen voor Piet Snot heb meegenomen?’
‘Ik blijf echt niet de hele avond op die bedompte kamer zitten. Dan ga ik wel een ommetje maken.’
‘Dan zul je zonder mij moeten.’
‘Prima ik vermaak me wel.’
Vriendelijk groetend liep ze langs de avondportier. De dorpsstraat bleek inderdaad weinig vertier te bieden. Met diepe teugen zoog ze aan de joint die ze voor de zekerheid had meegenomen. Er moest hier toch wel iets te doen zijn. Aan het eind van de straat zat gelukkig een café. Het wapen van Droggelte was klein, maar het was het enige wat het gehucht aan vertier bood. Toen ze de drempel overstapte voelde ze de blikken van de vijf aanwezigen prikken. Ze koos een barkruk naast een kortgeschoren blonde rossige man van begin dertig met een trainingspak, en een gouden ketting. Hij was iets te stevig, maar op de een of andere manier vond ze dat wel aantrekkelijk. Peinzend keek ze het café rond. Bijna nog saaier dan de verjaardag van de buurvrouw. Twee heren op leeftijd waren aan het snookeren. In de hoek zat een tandeloos oud mannetje die een jenever aan het soldaat maken was. Ze voelde hoe haar hand zich op het gespierde been van de man naast haar legde.
‘Waar kun je hier in de buurt s avonds nog iets leuks doen?’
Met staalblauwe ogen keek hij haar aan.
‘Bij mij thuis.’
‘Het moet wel snel. Mijn man is in het hotel.’
Hij grijnsde. ‘Mijn vrouw is naar haar leesclubje.’
De inrichting van het huis deed haar aan het hotelinterieur denken. Die slechte smaak zou wel streekgebonden zijn, peinsde ze. Vooral de slaapkamer deed haar smaakpapillen gruwelen. De muren waren versierd met behang waar roze bloemen op prijkten. Het bed was opgemaakt met een dekbed met hartjes, de lampen waren getooid met kapjes met franje en her en der stonden porseleinen engeltjes. Aan de muur hing een geborduurd schilderij met de tekst “Home is where the heart is”. De kamer geurde naar potpourri en om het helemaal af te maken, stond er in de hoek van de slaapkamer een schouw met een nep openhaard waar rode lampjes in opflikkerden. De man die bezig was zich uit zijn trainingsbroek te wurmen, merkte haar walging op. ‘Ik vind het ook niks, maar mijn vrouw regelt dat.’
‘Sorry, het komt altijd heel snel en dan kan ik het niet meer tegenhouden.’ Onmiddellijk stond hij op, pakte een handdoek en begon zich droog te wrijven. Ze voelde een teleurgesteld gevoel opkomen. Wat een egoïstische klootzak.
‘Wat ga je nou tegen je vrouw zeggen?’
‘Maak je daar maar geen zorgen om, ik kan goed fantaseren. Liegen zit in de familie.’
‘Sorry?’
‘Wel eens van Jannetje Struijk gehoord? Ze werd ook wel de miljoenenjuffrouw genoemd.’
‘De miljoenenjuffrouw?’
‘Een hele verre achtertante van me die geweldig kon liegen en ik heb niet alleen haar achternaam, maar ook haar talent in mijn genen. Ze verhuisde naar Amsterdam waar ze kapitalen verdiende.’
‘Waarmee?’
‘In de kranten van die tijd verschenen advertenties waarin om de opsporing van een zekere Jannetje Struijk werd verzocht. Ze was de enige erfgename van een miljoenenerfenis.’
‘Ze had geld geërfd?’
‘Welnee. Ze plaatste al die advertenties zelf, maar met succes. Als vliegen op de stroop kwamen er mensen op haar af, die haar allerlei zaken wilden verkopen. Ze kreeg alles op de pof want de erfenis moest natuurlijk nog afgehandeld worden.’
‘En er was niemand die onraad rook?’
‘Integendeel. Ze herhaalde de truc nog een tweede keer, en later nog een derde keer in Rotterdam. Maar op een dag liep het echt mis en moest ze voor vijf jaar de bak in. Na haar celstraf ging ze zwerven, en een paar jaar later stierf ze in bittere armoede.’
‘Intrigerend verhaal. Ik had het nooit eerder gehoord…’
‘Maar nu moet je weg. Mijn vrouw komt ook wel eens eerder thuis.’
‘Kan ik nog even douchen?’
‘Nee, dat kan niet. Sorry, je moet nu weg!’
Toen ze de sleutel in het slot van de hotelkamer deed, wist ze dat het uitstapje naar het café geen goed idee was geweest. Johan veerde op uit zijn bed.
‘Waar kom jij in vredesnaam vandaan? Mens ik was doodongerust. Je bent bijna twee uur weggeweest!’
‘Ik raakte aan de praat met een man in het dorpscafé die me het verhaal vertelde van de miljoenenjuffrouw. Ooit van gehoord? Schijnt een Amsterdamse volkslegende te zijn.’
Johan schudde het dekbed van zich af en gooide zijn cryptogram opzij. ‘Je bent zonder mij naar een café geweest terwijl we samen een weekendje weg zijn?!?!’
‘Jij wilde niet mee!’
‘Nou voor mij is het alweer verpest. Ik heb helemaal geen zin meer in die fietstocht van morgen.’
‘Ik ook niet, dus dat komt goed uit.’
Zonder haar nog een blik waardig te gunnen draaide Johan zich om. Dat was dan wel weer een voordeel: ze hadden twee éénpersoonsbedden.
‘Zie je hoe mooi die akkers zijn? Kijk eens hoe vreedzaam die koeien staan te grazen? Dat zie je niet in de stad hoor.’
Gelukkig niet, wilde ze antwoorden, maar ze bedacht zich.
Ze vervolgden hun weg door het weidelandschap, terwijl Johan iedere boerderij nauwkeurig in zich opnam. ‘Wat lijkt het me heerlijk om hier een boerderijtje te kopen, en zo een te zijn met de natuur. Dat is toch geweldig!’
Helga zuchtte diep.
‘Ja, ik weet het. Jij houdt niet van de natuur. Jij wilt altijd maar die stad. Onbegrijpelijk. Je komt zelf toch ook uit een dorp?’
‘Ik hou gewoon niet van dorpen, boerderijen en het platteland. De stilte benauwd me en geeft me een beklemmend gevoel. Accepteer dat toch eens!’
‘Weet je hoe dat komt? Je kijkt niet. Je ziet de schoonheid niet. Kijk nou eens naar dat huisje.’ Johan minderde vaart en stapte van zijn fiets af. ‘Zie je dat prachtige voegwerk? En kijk eens hoe leuk ze dat voortuintje hebben ingericht met die antieke bistrostoeltjes, een takkenbezem en zon pompoen.’
‘Authentiek noem je dat? Zo ziet iedere voortuin in Almere er tegenwoordig ook uit.’
‘Het verschil is dat je hier midden tussen de weilanden staat. De dichtstbijzijnde buren wonen een kilometer verderop…’
‘Dat benauwd me juist zo vreselijk. Nergens is iets. Het dichtstbijzijnde dorp is kilometers ver.’
‘Twee maar. Daar ligt Heersteenerwaard. Daar gaan we even iets drinken.’
Zuchtend stapte ze weer op de fiets, terwijl een rivier van zweet over haar hoofd gutste. Het landschap bood alleen maar de aanblik van grazende koeien en de stilte was oorverdovend. Een paniekgolf schokte door haar heen. Ze wilde Johan roepen, maar die fietste een heel eind voor haar. Ze slikte de paniek in, en trapte verder, terwijl ze de vele vliegjes en mugjes van zich afsloeg. Wie ging er nou in vredesnaam in the middle of nowhere wonen? Blijkbaar genoeg mensen want her en der in de weilanden stonden naast elektriciteitsmasten ook huizen. De meeste hadden namen als Weidezicht, Landvreugd of Ons Stolpje. Eindelijk bereikten ze Heersteenerwaard. Johan stapte van zijn fiets af maar kwam al snel tot de conclusie dat het gehucht niet meer te bieden had dan een straatje en een kerk. In de wijde omgeving was geen terrasje of café te bekennen.
‘Nou, dat drankje houd je van me tegoed. In Oldaarsebeek hebben ze ongetwijfeld wel een café.’
Haar hart was steeds harder gaan kloppen, en een misselijk gevoel kwam opzetten.
‘Ik wil niet verder!’
Johan keek haar verbaasd aan. ‘Hoe bedoel je, je wilt niet verder? Wat zweet je trouwens!’
‘Ik voel me niet lekker!’ Alsof ze haar uitspraak kracht wilde bijzetten, keerde haar maag zich om. Over de fietstassen van Johan.
‘Getverdemme, kijk uit!’ Razendsnel trok hij zijn fiets weg. ‘Hoe kan dat nou weer? Heb je wat verkeerds gegeten? Van dat ontbijtbuffet kan het niet zijn. Zoveel lag daar niet bij, wat plakken kaas, ham…’
Het horen van de verschillende etenswaren veroorzaakte een nieuwe braakgolf.
‘Ik ben in de overgang. Dat weet je nu toch wel?’
‘Kom maar even mee. Hier kun je rustig op een bankje zitten.’ Johan loodste haar mee naar het kleine kerkhofje dat achter de kerk lag.
‘Het is hier lekker koel. Blijf rustig zitten, neem wat water, dan fiets ik nu snel terug en dan kom ik je met de auto ophalen.’
‘Graag’, kreunde Helga. ‘Ik voel me vreselijk en ik ben bang, maar ik weet niet waarvoor.’
Terwijl Johan de auto was halen, kuierde ze op haar gemak over het stokoude kerkhofje. Door de afwezigheid van Johan voelde ze zich onmiddellijk een stuk beter. De kinderkopje waarmee het terrein geplaveid was, waren donkergroen van het mos. Evenals de meeste graven. Sommigen waren al aan het verbrokkelen van oudheid. Haar blik viel op een afgebrokkelde grafsteen.
Hendrikus Isaak Jacobus de Haan 5 mei 1885 – 20 november 1908
Jannetje Jacoba de Haan - Meijer 14 december 1886 – 22 november 1908
Ze probeerde te leven zonder hem.
Maar voor de liefde hadden ze elkaar.
Daarom riep God Jannetje ook bij zich.
Nu zijn ze samen. Samen voor eeuwig.
Ontroerd knielde Helga bij het graf. Ze beroerde de grafsteen, en poetste met haar mouw het mos van de gekalligrafeerde letters. Zou ze net zoveel verdriet hebben om Johans overlijden of zou ze zich opgelucht voelen? Het beangstigde haar dat ze het antwoord wist.”...
Dit verhaal is geschreven door Menno Goosen.
“Het was een zware week geweest. De affaire met Matthijs had er behoorlijk ingehakt. Ongelofelijk, wat miste ze hem. Terwijl ze door de stad fietste, merkte dat ze helemaal geen zin had om naar huis te gaan. Ze had veel meer zin om lekker over de grachten te fietsen. Misschien kwam ze Matthijs wel tegen. Ze had elke dag aan hem gedacht. Nou ja, ze was al bijna thuis en ongetwijfeld zat Johan met het eten te wachten. Nadat ze haar fiets aan de brug voor het huis had vastgeketend, rommelde ze langdurig in haar tas. Natuurlijk zaten die krengen weer helemaal onderaan. Dat irritante gegrabbel ook altijd. Ze stopte de sleutel in het slot. Nadat ze haar jas over de kapstok had gehangen, stapte ze de kamer binnen. Johan stond op zijn vertrouwde plekje achter het fornuis.
‘Dag schat!’ Johan liep met een grote grijns op haar af.
‘Je kon het weer niet laten?’ Johan glom van trots. ‘Ik heb een soepje met verse amandelen, koriander, komijn en knoflook.’ ‘Niet te veel knoflook. Ik moet morgenochtend vergaderen.’
‘Een heel klein teentje maar. Vervolgens heb ik wilde zalm in bladerdeeg en als dessert kaneelparfait met witte chocoladesaus.’
‘Jezus Johan, hoe dik wil je me hebben?’
‘Het is met vers fruit erbij. Bovendien, jij komt toch nooit aan. Je hebt zolang ik je ken een goddelijk lichaam.’ Johan kwam achter haar staan en beroerde zachtjes haar borsten. ‘Mijn vrouwtje ziet er nog patent uit!’ Ze had hier helemaal geen zin in. Ze maakte zich los uit Johans armen. ‘Nou zullen we dan maar beginnen?’ Teleurgesteld liep Johan naar de keuken. Ze hoorde hem rammelen met de pannen en even later kwam hij terug met twee dampende borden soep waar een zware knoflookgeur vanaf walmde.
‘Beetje knoflook noem je dat? Nou, ik mag morgenochtend wel flink met mondwater gorgelen. Of misschien kan ik beter een hele fles achterover slaan.’ Ze lachte om haar eigen grapje. Johan kon er de lol niet zo van inzien.
‘Er zit maar één teentje in. Zit toch niet altijd zo te zeiken. Je verziekt mijn hele kookplezier.’
‘Eerlijk gezegd komen je culinaire aspiraties mijn keel uit. Kook toch eens iets normaals!’
Johan was een seconde stil, maar al snel hervond hij zijn favoriete sarcastische toon die haar tot grote razernij kon drijven.
‘Normaal? aardappelen, groenten en vlees bedoel je?’
‘Het hoeft voor mij niet altijd zo exclusief. Een lekkere zuurkoolstamppot is ook heerlijk. Maar dan wel met rookworst en niet met reerug.’
‘Dat vind je altijd zalig!’ Johan keek haar gepikeerd aan.
‘Ja met kerst of als we wat te vieren hebben…’
‘We hebben wat te vieren. Het is volgende week vrijdag onze trouwdag. Daarom heb ik een romantisch weekendje geboekt in een hotel in Droggelte.’
Ze voelde een rilling van afgrijzen door haar heengaan.
‘Hoe kan ik nou een heel weekend weggaan? Daar heb ik toch helemaal geen tijd voor.’
‘Dat weet ik, daarom heb ik maar een nachtje geboekt. Van vrijdag op zaterdag. Kunnen we zaterdag overdag nog wat leuks doen, en daarna rijden we naar huis. Dan heb je nog de hele zondag voor jezelf.’
Ze keek hem bedenkelijk aan. ‘Waar ligt Droggelte in vredesnaam?’
‘In Friesland op de uitlopers van het Drents plateau. Er zijn uitgestrekte bosgebieden, weilanden, zandverstuivingen, heidevelden en vennen. Je kunt er echt van alles doen.’
Helga keek hem bedenkelijk aan. ‘We zullen er maar het beste van maken.’
‘Nou ja, waar slaat dat nou weer op?, reageerde Johan kribbig. ‘Doe ik mijn best om eens iets romantisch te regelen…’
‘De enige romantiek die je met mij deelt is dat je je hand op mijn knie legt als je naar de televisie kijkt!’
‘Dit slaat echt nergens op. Jij bent degene die altijd moe is, hoofdpijn of buikpijn heeft. We hebben al maanden niet gevreeën. Moet ik dat dan leuk vinden?’
‘Johan, ik ga naar bed, ik ben doodmoe en ik voel me helemaal niet lekker.’
Toen ze de eetkamer uitliep, zag ze nog net hoe Johan de restanten van de maaltijd voor de kat neerzette.
...'Ik blijf hier niet de hele avond zitten'...
‘Nou dat hotel heeft best een aardige keuken’, zei Johan terwijl hij zijn stropdas loshaalde. ‘Precies wat die ober zei: klassieke schotels, met af en toe een moderne uitschieter.’ Helga keek met interesse naar het meubilair in de hotelkamer. Vooral de vale groene vloerbedekking en de afgeleefde kasten hadden haar interesse. ‘En die kamer is toch best aardig. Een gezellig familiehotelletje. Tenminste niet zo’n vreselijk massagedoe.’‘Zelfs toen we net verloofd waren, kwamen we op betere plaatsen.’
Met een gezicht als een oorwurm liet Johan zich in een versleten kuipstoeltje vallen.
‘Mens, wat ben je toch altijd negatief. Probeer ik eens een romantisch weekendje te organiseren, is het weer niet goed.’ ‘Romantisch? Nou wat staat er dan verder nog op het programma?’
‘Nu? Het is bij tienen!’
‘Het is vrijdagavond en we zijn een nachtje weg!’
Johan drukte op de aftandse afstandsbediening van de televisie, maar die bleek niet te werken. Hij wendde zich weer tot Helga. ‘Ze hebben hier echt geen bruisend nachtleven. Bovendien zouden we morgen vroeg opstaan om een mooie fietstocht te maken.’
‘Dat heb ik helemaal niet gezegd!’
‘Je denkt toch niet dat ik de fietsen voor Piet Snot heb meegenomen?’
‘Ik blijf echt niet de hele avond op die bedompte kamer zitten. Dan ga ik wel een ommetje maken.’
‘Dan zul je zonder mij moeten.’
‘Prima ik vermaak me wel.’
Vriendelijk groetend liep ze langs de avondportier. De dorpsstraat bleek inderdaad weinig vertier te bieden. Met diepe teugen zoog ze aan de joint die ze voor de zekerheid had meegenomen. Er moest hier toch wel iets te doen zijn. Aan het eind van de straat zat gelukkig een café. Het wapen van Droggelte was klein, maar het was het enige wat het gehucht aan vertier bood. Toen ze de drempel overstapte voelde ze de blikken van de vijf aanwezigen prikken. Ze koos een barkruk naast een kortgeschoren blonde rossige man van begin dertig met een trainingspak, en een gouden ketting. Hij was iets te stevig, maar op de een of andere manier vond ze dat wel aantrekkelijk. Peinzend keek ze het café rond. Bijna nog saaier dan de verjaardag van de buurvrouw. Twee heren op leeftijd waren aan het snookeren. In de hoek zat een tandeloos oud mannetje die een jenever aan het soldaat maken was. Ze voelde hoe haar hand zich op het gespierde been van de man naast haar legde.
‘Waar kun je hier in de buurt s avonds nog iets leuks doen?’
Met staalblauwe ogen keek hij haar aan.
‘Bij mij thuis.’
‘Het moet wel snel. Mijn man is in het hotel.’
Hij grijnsde. ‘Mijn vrouw is naar haar leesclubje.’
De inrichting van het huis deed haar aan het hotelinterieur denken. Die slechte smaak zou wel streekgebonden zijn, peinsde ze. Vooral de slaapkamer deed haar smaakpapillen gruwelen. De muren waren versierd met behang waar roze bloemen op prijkten. Het bed was opgemaakt met een dekbed met hartjes, de lampen waren getooid met kapjes met franje en her en der stonden porseleinen engeltjes. Aan de muur hing een geborduurd schilderij met de tekst “Home is where the heart is”. De kamer geurde naar potpourri en om het helemaal af te maken, stond er in de hoek van de slaapkamer een schouw met een nep openhaard waar rode lampjes in opflikkerden. De man die bezig was zich uit zijn trainingsbroek te wurmen, merkte haar walging op. ‘Ik vind het ook niks, maar mijn vrouw regelt dat.’
...'Liegen zit in de familie'...
Het bed voelde aan zoals het eruitzag. Veel te zacht. Ze voelde zich diep wegzakken in het matras. Ogenblikkelijk trok hij zich tegen haar aan. Hoewel alles snel en vooral heel ruw ging, genoot ze. Vooral de gedachte dat Johan waarschijnlijk in de hotelkamer een cryptogram aan het oplossen was, wond haar op.‘Sorry, het komt altijd heel snel en dan kan ik het niet meer tegenhouden.’ Onmiddellijk stond hij op, pakte een handdoek en begon zich droog te wrijven. Ze voelde een teleurgesteld gevoel opkomen. Wat een egoïstische klootzak.
‘Wat ga je nou tegen je vrouw zeggen?’
‘Maak je daar maar geen zorgen om, ik kan goed fantaseren. Liegen zit in de familie.’
‘Sorry?’
‘Wel eens van Jannetje Struijk gehoord? Ze werd ook wel de miljoenenjuffrouw genoemd.’
‘De miljoenenjuffrouw?’
‘Een hele verre achtertante van me die geweldig kon liegen en ik heb niet alleen haar achternaam, maar ook haar talent in mijn genen. Ze verhuisde naar Amsterdam waar ze kapitalen verdiende.’
‘Waarmee?’
‘In de kranten van die tijd verschenen advertenties waarin om de opsporing van een zekere Jannetje Struijk werd verzocht. Ze was de enige erfgename van een miljoenenerfenis.’
‘Ze had geld geërfd?’
‘Welnee. Ze plaatste al die advertenties zelf, maar met succes. Als vliegen op de stroop kwamen er mensen op haar af, die haar allerlei zaken wilden verkopen. Ze kreeg alles op de pof want de erfenis moest natuurlijk nog afgehandeld worden.’
‘En er was niemand die onraad rook?’
‘Integendeel. Ze herhaalde de truc nog een tweede keer, en later nog een derde keer in Rotterdam. Maar op een dag liep het echt mis en moest ze voor vijf jaar de bak in. Na haar celstraf ging ze zwerven, en een paar jaar later stierf ze in bittere armoede.’
‘Intrigerend verhaal. Ik had het nooit eerder gehoord…’
‘Maar nu moet je weg. Mijn vrouw komt ook wel eens eerder thuis.’
‘Kan ik nog even douchen?’
‘Nee, dat kan niet. Sorry, je moet nu weg!’
Toen ze de sleutel in het slot van de hotelkamer deed, wist ze dat het uitstapje naar het café geen goed idee was geweest. Johan veerde op uit zijn bed.
‘Waar kom jij in vredesnaam vandaan? Mens ik was doodongerust. Je bent bijna twee uur weggeweest!’
‘Ik raakte aan de praat met een man in het dorpscafé die me het verhaal vertelde van de miljoenenjuffrouw. Ooit van gehoord? Schijnt een Amsterdamse volkslegende te zijn.’
Johan schudde het dekbed van zich af en gooide zijn cryptogram opzij. ‘Je bent zonder mij naar een café geweest terwijl we samen een weekendje weg zijn?!?!’
‘Jij wilde niet mee!’
‘Nou voor mij is het alweer verpest. Ik heb helemaal geen zin meer in die fietstocht van morgen.’
‘Ik ook niet, dus dat komt goed uit.’
Zonder haar nog een blik waardig te gunnen draaide Johan zich om. Dat was dan wel weer een voordeel: ze hadden twee éénpersoonsbedden.
...'De stilte benauwd me'...
Zwijgend fietsten ze naast elkaar. Hoewel ze absoluut geen zin meer had gehad in een fietstocht, was ze uiteindelijk toch gezwicht voor Johans smeekbeden. De route had hij thuis al uitgestippeld, en hij had zich enorm verheugd op de tocht die ze van Droggelte via Heersteenerwaard naar het pittoreske Oldaarsebeek zou voeren. Daar waren de resten te zien van een originele Saksische nederzetting. Om de beproeving aan te kunnen had ze wat pillen achterovergeslagen, maar op de een of andere manier bleef de werking uit. Misschien kon ze wel niet gelukkig zijn met Johan in de buurt. In plaats van het gelukzalige gevoel, voelde ze zich opgefokt. Het was een warme dag voor de tijd van het jaar. Haar hart sloeg als een bezetene en stralen zweet gutsten van haar voorhoofd, terwijl ze hard op de pedalen trapte om Johan bij te kunnen houden.‘Zie je hoe mooi die akkers zijn? Kijk eens hoe vreedzaam die koeien staan te grazen? Dat zie je niet in de stad hoor.’
Gelukkig niet, wilde ze antwoorden, maar ze bedacht zich.
Ze vervolgden hun weg door het weidelandschap, terwijl Johan iedere boerderij nauwkeurig in zich opnam. ‘Wat lijkt het me heerlijk om hier een boerderijtje te kopen, en zo een te zijn met de natuur. Dat is toch geweldig!’
Helga zuchtte diep.
‘Ja, ik weet het. Jij houdt niet van de natuur. Jij wilt altijd maar die stad. Onbegrijpelijk. Je komt zelf toch ook uit een dorp?’
‘Ik hou gewoon niet van dorpen, boerderijen en het platteland. De stilte benauwd me en geeft me een beklemmend gevoel. Accepteer dat toch eens!’
‘Weet je hoe dat komt? Je kijkt niet. Je ziet de schoonheid niet. Kijk nou eens naar dat huisje.’ Johan minderde vaart en stapte van zijn fiets af. ‘Zie je dat prachtige voegwerk? En kijk eens hoe leuk ze dat voortuintje hebben ingericht met die antieke bistrostoeltjes, een takkenbezem en zon pompoen.’
‘Authentiek noem je dat? Zo ziet iedere voortuin in Almere er tegenwoordig ook uit.’
‘Het verschil is dat je hier midden tussen de weilanden staat. De dichtstbijzijnde buren wonen een kilometer verderop…’
‘Dat benauwd me juist zo vreselijk. Nergens is iets. Het dichtstbijzijnde dorp is kilometers ver.’
‘Twee maar. Daar ligt Heersteenerwaard. Daar gaan we even iets drinken.’
Zuchtend stapte ze weer op de fiets, terwijl een rivier van zweet over haar hoofd gutste. Het landschap bood alleen maar de aanblik van grazende koeien en de stilte was oorverdovend. Een paniekgolf schokte door haar heen. Ze wilde Johan roepen, maar die fietste een heel eind voor haar. Ze slikte de paniek in, en trapte verder, terwijl ze de vele vliegjes en mugjes van zich afsloeg. Wie ging er nou in vredesnaam in the middle of nowhere wonen? Blijkbaar genoeg mensen want her en der in de weilanden stonden naast elektriciteitsmasten ook huizen. De meeste hadden namen als Weidezicht, Landvreugd of Ons Stolpje. Eindelijk bereikten ze Heersteenerwaard. Johan stapte van zijn fiets af maar kwam al snel tot de conclusie dat het gehucht niet meer te bieden had dan een straatje en een kerk. In de wijde omgeving was geen terrasje of café te bekennen.
‘Nou, dat drankje houd je van me tegoed. In Oldaarsebeek hebben ze ongetwijfeld wel een café.’
Haar hart was steeds harder gaan kloppen, en een misselijk gevoel kwam opzetten.
‘Ik wil niet verder!’
Johan keek haar verbaasd aan. ‘Hoe bedoel je, je wilt niet verder? Wat zweet je trouwens!’
‘Ik voel me niet lekker!’ Alsof ze haar uitspraak kracht wilde bijzetten, keerde haar maag zich om. Over de fietstassen van Johan.
‘Getverdemme, kijk uit!’ Razendsnel trok hij zijn fiets weg. ‘Hoe kan dat nou weer? Heb je wat verkeerds gegeten? Van dat ontbijtbuffet kan het niet zijn. Zoveel lag daar niet bij, wat plakken kaas, ham…’
Het horen van de verschillende etenswaren veroorzaakte een nieuwe braakgolf.
‘Ik ben in de overgang. Dat weet je nu toch wel?’
‘Kom maar even mee. Hier kun je rustig op een bankje zitten.’ Johan loodste haar mee naar het kleine kerkhofje dat achter de kerk lag.
‘Het is hier lekker koel. Blijf rustig zitten, neem wat water, dan fiets ik nu snel terug en dan kom ik je met de auto ophalen.’
‘Graag’, kreunde Helga. ‘Ik voel me vreselijk en ik ben bang, maar ik weet niet waarvoor.’
Terwijl Johan de auto was halen, kuierde ze op haar gemak over het stokoude kerkhofje. Door de afwezigheid van Johan voelde ze zich onmiddellijk een stuk beter. De kinderkopje waarmee het terrein geplaveid was, waren donkergroen van het mos. Evenals de meeste graven. Sommigen waren al aan het verbrokkelen van oudheid. Haar blik viel op een afgebrokkelde grafsteen.
Hendrikus Isaak Jacobus de Haan 5 mei 1885 – 20 november 1908
Jannetje Jacoba de Haan - Meijer 14 december 1886 – 22 november 1908
Ze probeerde te leven zonder hem.
Maar voor de liefde hadden ze elkaar.
Daarom riep God Jannetje ook bij zich.
Nu zijn ze samen. Samen voor eeuwig.
Ontroerd knielde Helga bij het graf. Ze beroerde de grafsteen, en poetste met haar mouw het mos van de gekalligrafeerde letters. Zou ze net zoveel verdriet hebben om Johans overlijden of zou ze zich opgelucht voelen? Het beangstigde haar dat ze het antwoord wist.”...
Dit verhaal is geschreven door Menno Goosen.
foto:kiwihug/unsplash.com
Reacties
Een reactie posten