Het elfde verhaal

…Iedereen komt vrijwel tegelijk online. Het is later dan gebruikelijk, waarschijnlijk omdat onze vrienden eerst aan het Paasdiner moesten verschijnen. Hugo gaat vandaag het verhaal vertellen. Hij sprak vandaag zijn buurvrouw over de heg van hun beider tuinen. Zij vertelde hem het verhaal over Robert en Buddy:

“Voor een marinier kon Robert slecht tegen reizen op schepen. De deining van het schip maakte het voor hem onmogelijk om eten binnen te houden. De voorbijgaande maanden waren een aaneenrijging geweest van korte momenten van hevige strijd in oerwouden en stranden tussen verschillende mariniersdivisies en het keizerlijke Japanse leger, gevolgd door lange tijden van verveling vermengd met spanning voor de volgende confrontatie. Nu werd Robert samen met de rest van zijn divisie gerepatrieerd naar een voor hun nog onbekend eiland waarvan ze de naam ongetwijfeld verkeerd uitspraken. Zij die nog enigszins heelhuids uit de strijd waren gekomen, waren uitgeput en toe aan rust. 

Robert beefde en trilde terwijl hij zijn bovenlichaam nogmaals over de boeg van het schip gooide zodat van zijn hoofd alleen nog zijn bruine krullen zichtbaar waren. Roberts vriend Buddy (Hij heette Bob, maar iedereen noemde hem “buddy” vanwege zijn merkwaardige vermogen om met iedereen aan te pappen en zijn even merkwaardige onvermogen om zijn mond te houden) zat al enige tijd vanuit de deuropening van de kajuit met een licht opgetrokken wenkbrauw en een zweem van een glimlach om zijn lippen het schouwspel te bezichtigen. Buddy zat op zijn tong te bijten maar na het horen van nog een nieuw braakgeluid kon hij het toch niet laten om van zich te laten horen. 
“Wekenlang heb ik het moeten aanhoren,” begon hij op een voor Robert o zo bekende toon, “dat eindeloze geklaag van jou over het eten. We zitten midden in een oerwoud omringd door Jappen en het enige wat ik hoor van jou is ‘waarom is het eten zo slecht’ en ‘ik heb zo’n honger’. Ik was bijna in m’n eigen bajonet gesprongen om maar niet naar jou te hoeven luisteren. En nu we eindelijk iets beters krijgen als het standaard rantsoen sta jij je maag te legen boven de vissen.” 
Robert keek vanuit zijn ooghoek opzij toen Buddy naast hem kwam staan bij de reling van het schip. Hij snoof en zweeg. Ondanks Buddy’s neiging om zaken te overdrijven had hij inderdaad zijn afkeur niet onder stoelen of banken gestoken. Robert wilde al vinnig iets terug bijten maar slikte zijn woorden in; de vele uren aan praktijkervaring die Robert de afgelopen maanden met Buddy had opgedaan hadden hem geleerd dat een discussie in het beste geval kon eindigen in een remise. Ondanks dat Robert was gestopt met kokhalzen trilden zijn knieën en handen nog steeds. Buddy griste in een vloeiende beweging met twee vingers een pakje goedkope sigaretten uit zijn borstzakje en stak er een op. Met zijn ellebogen op de reling keek hij uit over de oceaan die bezig was om langzaam maar zeker de zon op te slokken. Robert zag dat zijn handen niet de enige waren die trilden. “Ik kan niet wachten tot we van dit schip af mogen en een keer goed kunnen doorslapen,” bromde Buddy terwijl de rook die tussen zijn lippen ontsnapte werd weggeblazen in de zeelucht. Robert knikte. In de minuten die volgden waren alleen de golven en de meeuwen te horen.


...'Er was een plan ontstaan'...


Er ging een gerucht rond in de barakken: er zouden nieuwe voorraden zijn aangekomen op het eiland die alleen bestemd waren voor de hoger geplaatste legerleiding. De voorraden zouden zijn opgeslagen in een daarvoor bestemde tent aan de zuidkant van het eiland. De zuidkant was, mede vanwege het gebrek aan rottende kokosnoten, toegewezen aan de officieren. Tot onvrede van de rest van de mariniers. Al snel waren de geruchten van mond tot mond gegaan, iedere keer een beetje sterker. Het was Robert en Buddy ook niet ontgaan; Buddy was op een dag, vlak na de verplichte conditietraining, naar Robert gelopen en had met zo’n verbeelding het gerucht doorverteld dat Robert spontaan begon te watertanden. En zo was er een plan ontstaan. 

Buddy, Robert en twee anderen van hun eenheid; Eugene en Sam, zouden ’s nachts als het bewolkt was, naar de betreffende tent sluipen en vervolgens, net als Robin Hood bij koning Jan, de voorraden te bevrijden van hun huidige eigenaren. 
Het was zo donker tussen het hoge gras dat je geen hand voor ogen kon zien. Maar dat kwam de vier mariniers die die nacht op hun buik richting een groep tenten kropen, niet slecht uit. Ze waren niet anders gewend. “Komen die afgelopen maanden toch nog van pas”, fluisterde Buddy. In de nacht waren alleen zijn ontblote tanden zichtbaar. “Shhht, kom we zijn er bijna”, siste Eugene. Ze waren na vele meters te hebben gekropen achter de tent uitgekomen in de schaduw van de lantaarns aan de voorkant. Robert hield de flap van het tentzeil omhoog en voor ze het wisten stonden ze voor houten kratten van variërend formaat opgestapeld in rekken. De vier konden hun geluk niet op toen ze de kratten openden. Ze waren gevuld met: sigaretten, chocola, scheerschuim, speelkaarten, rum, en noem maar op. Gulzig begonnen ze hun poncho’s, die dienst deden als zelf gefabriceerde rugzakken, te vullen. Robert had niet veel ruimte meer over in zijn poncho, maar nadat hij een langwerpig krat opentrok, was de keus snel gemaakt. In het krat lagen blikken. Hij pakte een blik uit de doos en las op het gekleurde label: ‘Delicious Peaches’. Robert likte langs zijn lippen en kon een grijns niet onderdrukken toen hij het blik in zijn poncho gooide en achter Buddy aan de tent uitglipte.

Die nacht werd er gezongen en gegeten en gedronken. Op het strand onder het licht van het kampvuur veranderden de soldaten weer even in de jongens die ze waren maar niet mochten zijn. De buit werd met de anderen gedeeld en de vier werden als helden onthaald. Van de vele overwinningen die de mariniers tot dan toe hadden behaald, was dit misschien wel de mooiste.

Robert kon het niet meer laten. Zijn ogen waren al meerdere malen afgedwaald naar zijn poncho. Hij wilde ze eigenlijk bewaren voor later. “Ach over een week kan ik er geweest zijn”, dacht hij. Met een ruk sprong hij op vanuit het zand en greep het blik met “Delicious Peaches” erop uit zijn poncho. Robert ging weer naast Buddy in het zand zitten, die op zijn beurt, een flinke teug nam uit een fles rum. Zorgvuldig draaide hij het blik open. Een zoete geur ontsnapte uit het blik en vulde de lucht. Robert nam voorzichtig één stuk uit het blik en stopte het gulzig in zijn mond. De smaak was nog beter dan dat hij verwacht had. Snel stopte hij nog een stuk in zijn mond. En nog een. En nog een. Tot het blik helemaal leeg was, en zijn maag vol. Op dat moment bevond Robert zich in de zevende hemel. Het vervloog echter al snel aangezien zijn maag begon te protesteren. Eerst met een klein knorretje links en rechts. Maar al snel kreeg hij het gevoel dat zijn maag zich begon om te keren.

En daar stond hij dan. Leunend tegen een boom hangend boven het struikgewas. Het verleden bleef zich op een merkwaardige manier herhalen. Buddy was samen met anderen die het hadden zien gebeuren in lachen uitgebarsten. Buddy kwam haast niet meer bij en snikte door zijn tranen heen; “Goed bezig, Peaches!” En zo was de bijnaam geboren. Robert heette vanaf dat moment voor iedereen Peaches. Of hij het leuk vond of niet. Na die nacht kwam het gekleurde blik in het bezit van Buddy. Die Peaches maar al te graag herinnerde aan de oorsprong van zijn bijnaam door het blik voor van alles te gebruiken. 
In de maanden die volgden waren er veel stranden en ook veel oerwouden. Maar geen rum, en al helemaal geen blikken gevuld met zoet fruit. Eerst had het blik nog een functie. Buddy gebruikte het om zijn sigaretten in droog te houden tijdens de weken van eindeloze regenval in de jungle. Daarna had Buddy het bij zich gehouden, ondanks dat er een gat in zat nadat het was doorzeefd door een granaatscherf. Hij had het zelfs bewaard toen Robert ‘Peaches’ er niet meer was om er een boze blik aan te ontlokken. 


Opa was in haar beleving altijd een stille man geweest. Lucy had ooit van oma gehoord dat opa voor de oorlog altijd veel praatte. Oma moest wel overdreven hebben, want daar kon Lucy zich niets bij voorstellen. Opa was tot ieders verdriet twee weken geleden overleden. Hij woonde na de dood van zijn vrouw  alleen en was al oud. Volgens het nieuws behoorde hij tot de ‘risico groep’. En dat risico bleek snel realiteit geworden. Nu was Lucy het huis van opa aan het opruimen. Een voor een had ze spullen in de zwarte afvalzak gestoken. Ondanks haar lichte schuldgevoel was ze best grondig te werk gegaan: Wat zouden ze anders met al deze oude spullen aan moeten? Ze was bijna klaar toen ze de kastdeuren van de laatste kast opende. Haar ogen scanden de schappen en vielen op een oud blik. Ze wilde het zoals ze die dag al zo vaak had gedaan, in een beweging in de zak gooien, maar iets hield haar tegen." ...

Dit verhaal is geschreven door Sjoerd de Vries.

brown and white ship
Foto: Cecilia Tran/unsplash.com

Reacties

Populaire posts van deze blog

Het vierenveertigste verhaal

Het vijfenzestigste verhaal

Het zevenenveertigste verhaal