Het achtentwintigste verhaal

...Vanaf vandaag is Marian, de sportieveling, voortrekker.  Als het beeldscherm vol met ingekaderde vrienden is, geeft ze Cees het woord. Cees zegt dat hij een eigen bedacht verhaal te vertellen heeft. "Ik ben blij dat jullie er allemaal zijn en dat jullie mijn vrienden zijn. En dat komt mooi uit, want ik heb een verhaal met als thema Trouw."

“Ron en zijn hond Rusty waren onafscheidelijk. Iedereen in het dorp kende het tweetal: de grote, baardige man met de rossige hond. Ron was timmerman en bij de vele klussen die hij deed voor de mensen in het dorp had hij zijn hond altijd bij zich. Terwijl Ron aan het timmeren was lag Rusty altijd geduldig te wachten op de stoep of in de tuin. De opdrachtgevers hadden ook geen bezwaar tegen de hond want hij was lief en rustig. Geregeld kreeg hij naast een bak water ook wat lekkers van hen. Ron had hem al gekregen als pup, redelijk streng opgevoed en ook een aantal kunstjes geleerd. Tijdens zijn pauzes liet hij zijn opdrachtgevers vaak zien wat zijn hond allemaal kon en zij keken er geamuseerd naar.

Ron had doorgaans net genoeg opdrachten om rond te kunnen komen. Hij was vrijgezel en leefde in zijn houten huis aan de rand van het dorp tamelijk op zichzelf. Hij had wel twee of drie goede vrienden, maar die zag hij alleen af en toe in het weekend. Meestal kaartten en dronken ze dan wat bij Ron of bij een van de anderen thuis, want ze hadden vaak niet zo’n zin om naar het enige, saaie café te gaan die het dorp rijk was.

Wat Ron liever deed in de weekends of tussen twee klussen door was wandelen met zijn hond. Niet gewoon in de buurt of in het park, maar lange tochten door de natuur met een flinke rugzak. Daarin zaten wat voedsel, kleding en een tentje. Vaak duurden zijn wandeltochten dan ook meerdere dagen. Het liefst liep hij in de bergen en bossen van de Rocky Mountains, waarvan de uitlopers al zo’n tien mijl buiten zijn dorp begonnen. Als hij een hele dag had gelopen zocht hij een geschikte plek om zijn tentje op te slaan, gaf de hond te eten en ging dan hout zoeken om een kampvuurtje te maken. Als dat eenmaal brandde maakte hij daarop snel een simpele maaltijd klaar. Als het daarna donker werd zat hij met een bak sterke koffie heerlijk te staren in het vuur en overdacht hij wat hij die dag allemaal had gezien en welke route hij morgen zou gaan volgen. Hij had niet veel nodig om gelukkig te zijn.

Ron had altijd alleen een kaart en een kompas bij zich. Zijn telefoon liet hij met opzet thuis want meestal had hij toch geen bereik. Bovendien wilde hij op zijn wandeltochten even weg zijn van alles, ongestoord kunnen genieten van de machtige bergtoppen, meren en wouden om zich heen. Hij was inmiddels behoorlijk ervaren en had een goede kijk gekregen op de zwaarte, lengte en duur van zijn tochten. Ook had hij geleerd de lucht, wind en wolken te lezen, zodat hij bij aanstaand noodweer tijdig kon stoppen om zijn tentje op te zetten.

Toen hij tijdens een van zijn tochten al vier dagen onderweg was op een nieuwe, voor hem onbekende route, begon het ’s middags zachtjes te regenen. Hij had de donkere wolken al wel gezien, maar een beetje regen was voor hem echt geen reden om direct te stoppen. Hij pauzeerde even om zijn regenponcho uit de rugzak te halen en gaf snel Rusty wat te eten. Hij wilde nog een uurtje verder lopen en dan zijn tent opzetten bij de rivier die hij ver onder zich al had zien stromen. Hij nam een afslag richting de rivier en volgde een oud, slecht onderhouden paadje door de bossen. Het geluid van de snel stromende rivier klonk steeds harder en kwam steeds dichterbij. Rusty volgde hem op zo’n tien meter afstand. 

...'zijn voet gleed weg'...

Op een gegeven moment merkte hij dat er geen pad meer was, hij liep nu op de rotsen naast de lager gelegen rivier. Hij boog voorover om te zien of er verderop ergens een vlak stukje land was dat geschikt was als overnachtingsplaats. Op dat moment gleed zijn rechtervoet ineens weg op een mossig, nat stuk steen. Hij viel en gleed wel tien meter omlaag, proberend om houvast te vinden op de gladde stenen, buitelend, verstrikt in zijn poncho, meegesleurd door het gewicht van zijn eigen rugzak. Ineens waren er geen rotsen meer onder hem en hij viel een meter of vijf recht omlaag. Bij het neerkomen schoot er een scherpe pijn door zijn benen en zijn rug waardoor hij even het bewustzijn verloor. Toen hij (even?) later bijkwam wilde hij automatisch proberen op te staan, maar dat ging niet. Er ging een verschrikkelijke pijnscheut door zijn ruggengraat en hij zag dat zijn linkerbeen er vreemd naar buiten geknakt bij lag. Hij voelde daar geen pijn, maar wel de  vreselijke pijnscheut  door zijn ruggengraat als hij probeerde te bewegen. Hij kon zijn rugzak niet eens afdoen en lag hulpeloos tussen twee grote rotsen. De regen viel gestaag en het begon donker te worden. Ineens drong de vreselijke waarheid tot hem door: hij kon niets doen en niemand zou hem hier ooit vinden! ‘Ik móet overeind komen’, dacht hij, maar zodra hij ook maar probeerde te bewegen schoot er zo’n vlammende pijn door hem heen dat hij het bewustzijn verloor.
Hij voelde iets aan zijn gezicht en kon met moeite zijn ogen open krijgen. Hij schrok; vlak bij hem bewoog er iets in het donker en jankte zachtjes. Weer voelde hij iets zachts dat zijn gezicht likte. Rusty is er! Rusty heeft mij gevonden! Hoe lang lig ik hier al? Minuten? Uren? Geen idee, maar de gedachte dat Rusty er was stelde hem toch enigszins gerust. Rusty, goede oude vriend!

Wacht eens, zou zijn hond iets voor hem kunnen betekenen? Rusty liep langzaam rondjes om hem heen, af en toe licht jankend. Ron riep hem bij zich: ‘Rusty, kom es hier, Rusty’. De hond kwam iets dichterbij en hij kon hem met zijn bloedende rechterhand net een beetje aanraken. ‘Rusty, ga naar huis en haal hulp! Begrijp je me Rusty? Ik heb hulp nodig, haal hulp!’ De hond hield zijn kop scheef  en keek hem aan. ‘Rusty, ga hulp halen!’, zei Ron. Rusty’s oren gingen ineens iets omhoog en weer hield hij zijn kop scheef, nu de andere kant op. Zou hij zijn baas begrijpen? ‘Rusty, ga naar huis en haal hulp!’ zei hij nog eens. Ineens leek de hond hem te begrijpen, blafte een paar keer, keerde zich om en rende de duisternis in.

Rusty rende en sprong via de rotsen omhoog, rende door het bos, en bleef rennen tot het licht begon te worden. Hij rende verder door velden, over bergen, langs bospaden en door struikgewas. Langs rivieren, door dalen, een bergpas over. Even dronk hij uit een stroompje water en weer rende hij verder. Door dichte wouden, over de prairie en langs kuddes bizons, altijd maar verder. 

Toen het avond begon te worden zag Rusty verder beneden in het dal een rookpluim uit een huisje komen. Daar wonen vast mensen! Hij rende verder naar beneden, doornen ontwijkend, springend over omgevallen bomen en zelfs even zwemmend over een smalle beek en weer verder, richting het huisje. De jongen van een jaar of acht die uit het huis kwam zag in de verte iets kleins al een stipje dichterbij komen. Was het een hond? Hij had altijd al een hond willen hebben! Snel ging hij naar binnen, haalde een groot stuk worst en rende weer naar buiten. Hij riep tegen zijn moeder dat er een hond aan kwam. Zij liep achter hem aan naar buiten en zag hoe een roestbruine hond het huis naderde en hoe haar zoontje er op af liep. Het laatste stuk vertraagde de hond zijn pas, liep een stukje en sprong tegen de jongen op. Die gaf hem een stukje worst, de lekkerste worst die hij ooit gegeten had! Toen kreeg hij nog een stukje, en nog een. Wat was dit heerlijk! De jongen vroeg gelijk aan zijn moeder of hij de hond mocht houden, en zij vond het goed. Dit was het perfecte huis en de perfecte baas dacht Rusty, hier blijf ik. En Rusty leefde nog lang en gelukkig.

Kortom: verwacht niet teveel van een hond, het is een dier.” …

Dit verhaal is geschreven door Pierre de Vries.

foto: privécollectie

Reacties

Populaire posts van deze blog

Het zevenentwintigste verhaal

Het vierenzestigste verhaal

Het zevende verhaal